Zwagermans schrikbarende gelijk

joost zwagerman, kennis is geluk, la scuola
Na zijn overlijden hebben veel mensen een van zijn oude romans, gedichtenbundels of essays weer ter hand genomen. Zoiets kun je opschrijven zonder het uit te zoeken. Zijn laatste boek, deze week uitgekomen, is nu al in herdruk. Hij is dood maar spreekt nog steeds. En hoe. Joost Zwagermans stem klinkt luider dan ooit. En wat vertelt hij mij?

Ik pak Kennis is geluk uit de kast, een verzameling essays die in de ondertitel wordt geduid als nieuwe omzwervingen in de kunst. De bundel had ik bij verschijnen in 2012 gekocht vanwege de titel – wie weet zouden Zwagermans teksten me helpen het ongeluk te mijden of me kunnen verleiden nieuwe kunst te ontdekken. Nu herlees ik de bundel vanwege de schrijver – omdat hij niet meer is en ik juist daarom zijn aanwezigheid wil voelen.
Ik neem een Zwagerman ter hand en schrik en ben verbijsterd. Schrijft hij dit werkelijk? Hij legt bijna letterlijk uit hoe het werkte, in zijn hoofd. Achteraf is het gemakkelijk te zeggen dat hij zijn zelfgekozen einde voorzag, zonder het aan te kondigen overigens, want dàt is toch net iets anders. In Kennis is geluk lees ik, tussen de regels door en in de regels zelf, dat hij weet dat het zal gebeuren èn dat hij het niet wil. Voor wie hem en zijn werk kent, is dat waarschijnlijk geen nieuws. Toch is het voor mij confronterend, shockerend zelfs, om met mijn ogen via zijn taal getuige te zijn van een afloop die toen hij dit schreef nog niet definitief was en nu ik dit inmiddels herlees onherstelbaar achter ons ligt. Hij is dood. Vreselijk.

Ik hoorde de afgelopen dagen vrienden van hem vertellen dat ze verbijsterd waren, of boos, verdrietig, ontdaan. De verrassing van het onverwachte zette de toon: iedereen wist wat er gaande was maar niemand zag het aankomen. Hoe is het mogelijk. Zwagerman had zich immers vol verontwaardiging en met morele afkeer tegen de suïcide gekeerd, zeiden ze. Hoe had nou juist deze vriend, die zelfdoding als een verwerpelijke daad had veroordeeld vanwege – dat vooral – het leed dat de achterblijvers werd aangedaan, zich tot deze immorele handeling kunnen verlagen? Hun vriend, zo wisten zij, was zelf zo’n achterblijver, door de (mislukte) zelfmoordpoging van zijn vader. Hij wist waarover hij sprak. Niet doen, dat was het parool, ontoelaatbaar vanwege de ‘bestempeling’ van de nabestaanden.

Mijn schrik en verbijstering bij lezing van Kennis is geluk komt door de letterlijkheid van zijn eigen voorzienigheid – achteraf. ‘Afkeurende worden over suïcide: zijn die niet vaak te herleiden tot een wanhopige overlevingsstrategie, uitgesproken door mensen die hun demonen proberen te bezweren?’ Er staat niet bij dat hij zichzelf bedoelt, er staat wel: ‘Het gebeurt wel vaker dat juist iemand die de drang voelt zich het leven te benemen, zich afkeurend uitlaat over de zelfgekozen dood.’ Had ik hem geloofd, destijds, als hij zichzelf hier als bewijs had opgevoerd? Vast niet.
Zwagerman gebruikt ander bewijs, de zelfdoding van een andere BN’er. ’Antonie Kamerling sprak negatief over zelfmoord. Zoiets doe je je omgeving niet aan, vond hij.’ Vond Zwagerman, zei Zwagerman tegen vrienden, deed Zwagerman zijn omgeving aan. Na Kamerling voert Zwagerman nog meer steunbewijs op, nu in de persoon van Ernest Hemingway. Die ‘liet zich in de felst mogelijk bewoordingen uit over zelfmoord. Hemingway noemde het “een onvergeeflijk teken van zwakte en lafheid”. In juli 1961 pakte hij zijn lievelingsgeweer, liet het steunen op de grond, drukte zijn voorhoofd tegen de dubbele loop en haalde de trekker over.’ Schrijft Zwagerman – over een andere schrijver. Voorspelt Zwagerman – over zichzelf?

Nu ik dat teruglees vergeet ik over wie hij schrijft – want ik denk alleen nog aan hem. Toen ik dit essay voor het eerst las – Vincent van Gogh, moord of zelfmoord? – heb ik geen moment aan Zwagerman gedacht. Ik zag een van pijn vertrokken mannenkop voor me met een afgesneden oor. Nu zie ik voortdurend de lachende jongenskop van Zwagerman voor me. Ik hoor zijn stem en voel de pijn van de diepdonkere duisternis in zijn getormenteerde angstgedachten.
Zwagerman wist precies hoe het kon werken in hoofden van mensen die het niet wilden en toch deden, overmand door demomen die de strijd blijkbaar steeds weer wonnen. Zelfs schrijvers konden er niet aan ontkomen, wist hij, beschreef hij. Hij zag het aankomen, lees ik, en hij wist er niets tegen te beginnen, weet ik. Nu. Joost Zwagerman heeft tragisch genoeg op schrikbarende wijze zijn eigen gelijk achteraf bewezen. Het kan niet waar zijn maar dat is het wel. Schokkend.

En ik vraag me af: wat hebben mijn vrienden hardnekkig en bij voortduring over mensen in het algemeen gezegd in een poging daarmee zichzelf aan mij te onthullen? Ik schrik opnieuw en ben verbijsterd, over mezelf: waarom luister ik zo slecht naar mensen die me dierbaar zijn?

Erik Pool