Zelfredzaamheid, hét woord van 2015. De regering moedigt aan en dwingt af om meer zelfredzaam te zijn. Maar, in hoeverre laten we ons dwingen of zijn we te dwingen om zelfredzaam te zijn? Het kan goed uitpakken. We rennen niet meer met van alles en nog wat naar lokale of landelijke overheid, naar instanties om het voor ons te regelen. Misschien tellen we nu eerder tot 10 en denken we langer na: welke mogelijkheden heb ik? In die zin worden we aangemoedigd om ons volwassener op te stellen, om niet langer vanuit kinderlijke afhankelijkheid de bal bij de ander te leggen: los jij het voor mij op, om vervolgens stampvoetend boos te worden als het niet naar zin gaat.
Maar als het echt niet anders kan, staan we onszelf dan ook toe om niet om ten koste van alles het zelf te willen of moeten redden? En welke mogelijkheden heb je dan, als mens onder de mensen? Zijn we in staat om hulp te vragen? Zijn we dan in staat om – vanuit verantwoordelijkheid voor eigen doen en laten – onszelf onder woorden te brengen en te vragen: wil jij met mij meekijken in wat goed voor mij is? Omdat een mens niet in staat is om op alle fronten van zijn leven redzaam te zijn?
Het is een kunst om steeds weer bij onszelf te rade te gaan. Om onszelf te bevragen: wat heb ik te doen in deze situatie. Dat is mijns inziens verantwoordelijkheid nemen. Je neemt je eigen denken serieus. Dat er dan momenten of situaties overblijven waar je anderen nodig hebt om mee te denken of te helpen – maar niet beslissen – dat komt daarna. Zelfredzaamheid begint met het woordje zelf. En daar zitten zoveel mogelijkheden. Dit wil niet zeggen dat je hiermee omstandigheden naar je hand kunt zetten. Tegenslagen zullen op ons pad komen, als onderdelen van het leven. Hoe we daarmee omgaan, hoe we daarop reageren, daar zitten onze mogelijkheden. En voor dat stukje, daarvoor ben je als mens zelf verantwoordelijk.