Verzoening van een ontwikkeld mens

Pauw, Jeanne Diele-Staals, La Scuola

Dochter van…
Indrukwekkend vind ik het gesprek op 4 mei, gisteravond, van Jeroen Pauw met Jeanne Diele-Staal, als gast betiteld met ‘dochter NSB’er’. Dat is bijna onheus, want ze is veel meer dan ‘de dochter van’, zoals dat voor iedereen geldt en zeker ook voor haar, mogen we uit haar eigen verhaal opmaken. Deze vrouw, geboren in 1938, toont zich een voorbeeld van wat Peter Bieri ‘de ontwikkelde mens’ noemt. Dat is volgens deze filosoof-romancier iemand “die kennis heeft van zichzelf en kennis heeft van dat inzicht”.

Jeanne Diele-Staals vertelt dat haar vader in de oorlog de keuze heeft gemaakt zich aan te sluiten bij de NSB. Hij moest als landwachter meelopen met een razzia, waarbij een joods gezin is opgepakt. Dat gezin “is niet meer teruggekomen”. Dat ontdekte ze in 2000 in het Nationaal Archief in Den Haag. Ze is daar op onderzoek uitgegaan, omdat haar eigen kinderen haar hadden duidelijk gemaakt dat ze dingen bij hun moeder zagen die ze niet vonden passen bij haar karakter of wie ze eigenlijk is.

Wie ben ik?
Dit stukje van haar verhaal is op zichzelf al de moeite van het vermelden waard. De liefde tussen moeder en kinderen die hieruit spreekt, kan me ontroeren nu ik erover schrijf: hoeveel genegenheid en aandacht zal er voor elkaar zijn, in haar gezin, als de omgang met elkaar zo zorgvuldig en fijnmazig kan zijn dat de nuance wordt opgemerkt van het verschil tussen wat zij doet en hoe zij als mens door haar kinderen wordt gekend. Hoe vaak denken we niet dat iemands gedrag samenvalt met wie hij als mens is? Een rotantwoord maakt iemand dan tot een rotzak. We kunnen ook denken: het antwoord is rot, maar een rotmens hoeft het niet te zijn. Van het inzicht dat gedrag en mens niet precies hoeven samenvallen, maken Jeannes kinderen gebruik. Dat zegt veel over de kwaliteit van hun moeder-kind-relatie.

Die kwaliteit komt ook tot uitdrukking in de manier waarop Jeanne de waarneming van haar kinderen verwerkt. Ze ontkent eerst wat haar dochters zeggen. “Nee, ik ben zo”, maar blijkbaar is er later voldoende reden om daar toch aan te twijfelen en gaat ze in Den Haag op archiefonderzoek uit. Ze wil het verhaal van haar vader leren kennen, opdat ze zichzelf beter leert begrijpen. Wat ze ontdekt, maakt haar niet blij. “Toen heb ik echt gezegd: `Moordenaar! Ze hadden je levenslang moeten geven.’ Toen ben ik zó boos geweest.”

Van boos naar verzoening
Op dat moment waren haar ouders al overleden. Ze kon hen dus niks meer vragen of zeggen. “Die boosheid zat in me en die wilde ik dus toch kwijt. Want het is je vader. Dus ik kreeg een loyaliteitsprobleem.” Ze heeft, wat wij noemen, een foute vader, wordt letterlijk betiteld als ‘dochter NSB’er’, maar blijft zien dat het wel haar vader is en altijd zal blijven en dat ze als kind loyaal wil zijn aan wie zij haar leven te danken heeft. Hoe kan ze in het reine komen met een man die een foute keuze had gemaakt en altijd haar vader zou blijven?
Met die kwestie rondt ze het gesprek met Jeroen Pauw af, op een bijzondere manier. Wanneer ze dit zegt, doorzie ik de kracht waarmee zij al tijdens het hele gesprek over haar kwetsbare verleden en haar gewetensvragen heeft kunnen spreken. Vol bewondering zie ik nu hoe ze haar persoonlijke worsteling weet om te bouwen in een levensvraag die haar de ruimte biedt voor een uitweg uit het loyaliteitsprobleem waarin ze zichzelf geplaatst weet. Ze stelt zichzelf de vraag: “Hoe verzoen ik me nou met een vader die dát gekozen heeft, en hoe verzoen ik me met het feit dat ik er een kind van ben; en ook, eigenlijk: hoe verzoen ik me met mezelf, met dat schamen en het schuldgevoel?”

Zelfinzicht
Uiteraard speelt haar vader een rol in wie ze is, wat ze ervaart en hoe ze leeft, maar per saldo komt ze uit bij zichzelf. Ze heeft ontdekt, mogen we uit haar laatste vraag afleiden, dat ze in zichzelf en met zichzelf tot verzoening moet komen. Het is een innerlijke strijd, per saldo; meer dàt dan een strijd met haar vader.
Mogelijk heeft Jeanne Diele-Staal geen enkel idee wat Peter Bieri allemaal heeft geschreven. Misschien kent ze zijn romans onder het pseudoniem Pascal Mercier ook niet. En zeer waarschijnlijk kent Peter Bieri haar niet, hij zal haar nooit hebben ontmoet. Maar op een bepaalde manier lijkt hij haar tóch te kennen, zou je denken als je de woorden hoort die hij in zijn lezing over Bildung gebruikt: “De ontwikkelde mens is iemand die weet heeft van de breekbare verscheidenheid in zijn binnenste en geen sociale identiteit klakkeloos aanneemt. Omdat hij zich beter kan uitdrukken is hij in staat zijn zelfbesef telkens verder te verdiepen en uit te breiden, in de wetenschap dat dat nooit ophoudt, aangezien er niet zoiets bestaat als komen tot de kern van het zelf.”

Het blijft maar komen
Wat moeten we ongelooflijk blij zijn met ons jaarlijkse moment van nationale herbezinning, herinnering en herdenken. Het gevecht met onszelf voeren we elke dag. Dat blijft maar komen, als golven op het strand. Je eigen verleden en het verleden van de mensen die je dierbaar zijn en met wie je hebt samengeleefd, zit vol munitie voor een goed gesprek met jezelf. Een oorlogsverhaal over leven en dood kan daarvoor de ingrediënten aandragen, ook als ze uit een ver veleden komen, maar de innerlijke strijd is van iedereen, van alle tijden en van alledag.
Lukt het ons met ons eigen verleden in het reine te komen en te blijven zien dat vergissen menselijk is, dat fouten onvermijdelijk zijn en dat per saldo de vraag overblijft: hoe kan ik dit benutten voor de ontwikkeling van mezelf tot een betere versie van mezelf?
Mijn vriend Gerard heeft me in de Radiovertelling over het goede leven al eens gevraagd of leeftijd een rol speelt in de zoektocht naar het goede leven. Levenservaringen doen er toe, antwoordde ik, omdat ze een bron zijn waaruit je put in het vormgeven van wie je bent en hoe je leeft. Ook van die gedachte is Jeanne Diele-Staal een voorbeeld. Maar op dezelfde dag, de 4e mei, heb ik een jong meisje leren kennen die me eraan herinnert dat ook op jonge leeftijd rijke inzichten al kunnen doorbreken. Ook zij is bij Pauw te gast, omdat ze eerder die avond op de Dam haar winnende 4 mei-gedicht heeft voorgelezen.
De inhoud van haar gedicht raakt op een wonderlijke manier de kern van wat Gerard en ik bespreken bij het Bonnenfantenmuseum naar aanleiding van Bieri’s filosofie: hoezeer de ontmoeting van andere culturen en andere levens, je kan laten inzien dat er alternatieven zijn voor de wijze van bestaan die jij jezelf hebt aangemeten. En hoezeer jouw bestaanswijze mede door je ’toevallige’ plaats van geboorte is bepaald. Gaat daar Jeannes verhaal ook niet over? In de Volkskrant lees ik vanochtend in een interview met de Israëlische schrijver David Grossman een uitspraak die in een paar woorden zegt waar het op staat: “Het is belangrijk om het evenwicht te vinden tussen eigenwaarde en tolerantie voor anderen.”
Daarover gaat de ‘Dichter bij 4-mei’-inzending van Isa Hamerlinck, de 14-jarige scholiere uit Zeeland die op de Dam en bij Pauw haar gedicht met jonge blijmoedigheid uitspreekt:

Het blijft maar komen

Het is ons verteld, zoals de zee zo veelzijdig
Goed of kwaad, hoe je het ook bekijkt
Wij weten wat jij hebt gedaan
Maar wat als, wat als wij daar hadden gezeten
Hadden wij het dan ook zo gedaan

Zoveel vragen voor je, maar het kan niet meer
Ik kan ze niet meer stellen, het heeft nooit gekund
Maar wat als, wat als het had gekund
Had ik dat dan gedaan, had ik dat gewild
Wat als mijn vragen beantwoord zouden zijn
Zou ik dan teleurgesteld zijn, of juist niet
Steeds meer vragen, ze blijven maar komen
Net als de duinen maar blijven groeien
Isa Hamerlinck

Ik schrijf vandaag, 5 mei, aan het vijfde deel van wat ik heb genoemd: De achterkant van een vertelling. Daarin beschrijf ik achtergronden en persoonlijke reflecties op de Radiovertelling over het goede leven die door een groeiende groep luisteraars wordt gevolgd. Sinds vandaag is aflevering 4 officieel te beluisteren. In deze aflevering is vrijheid het thema dat mijn goede vriend Gerard Oonk en ik bespreken, wandelend door Zuid-Limburg, op weg naar de top van de Gulperberg. We zijn aanbeland in de thematiek van hoofdstuk 3 van mijn boek Aanwijzingen voor het goede leven. De radiovertelling is op dat boek gebaseerd.
De herinnering aan zowel het gesprek op de Gulperberg als aan de conversatie in de volgende aflevering – nummer 5, die zich bij het Bonnefantenmuseum in Maastricht zal afspelen – vermengen zich met de 4- en 5-mei-verhalen die nu in de krant en op tv worden verteld. Daarom vandaag een voorpublicatie van een gedeelte uit deel 5 van De achterkant van een vertelling – omdat onze vrijheid dagelijks in het geding is en wij voortdurend aan onszelf de vraag stellen: wie ben ik en wat is het leven dat ik leid?
Erik Pool