Erik Pool | Geen mens kan om zichzelf heen

Erik Pool, Aanwijzingen voor het goede leven
Toespraak van Erik Pool bij de presentatie van zijn boek ‘Aanwijzingen voor het goede leven’ op 14 november 2014 in Sociëteit Het Meisjeshuis in Delft.

‘Geen mens kan om zichzelf heen.’ Dat schreef Adri van der Heijden na het fatale fietsongeluk van zijn zoon Tonio in 2010. Deze zin citeer ik in ‘Aanwijzingen voor het goede leven’. Daar heb ik drie redenen voor.

De eerste is dat deze zin de spijker met ambachtelijke precizie op de kop slaat. De filosofie van de levenskunst draait rondom het inzicht waar deze zin de vinger op legt. Van Socrates leren we dat alleen via de gang naar binnen een mens betekenisvol door het leven kan gaan. Een mens moet met zichzelf leren wandelen, met de voeten leren aftasten waar het goede pad heenslingert. Wie daarbij zichzelf wil ontlopen komt zichzelf juist genadeloos tegen. Want ‘geen mens kan om zichzelf heen.’ In het boek probeer ik te doorgronden wat dit inzicht voor het goede leven betekent. Daarom moest die uit steen gehouwen aanwijzing erin.

Ik citeer Van der Heijden ook omdat de schrijver zélf moest worden genoemd in het boek waarvoor hij een beslissende aanzet gaf. In een persoonlijke briefkaart noemde hij me vorig jaar ‘collega-schrijver’. Ik wist toen nog niet dat ik zijn collega was. Schrijver? Ik dacht dat ik het wilde zijn. Maar was ik het al? Zijn briefkaart zette een verplichtend zelfonderzoek in gang. Ik had net bij Jos (Kessels) de kralenspelopleiding afgerond en zocht het juiste onderwerp voor de afsluitende meesterproef. De briefkaart bracht de passende onderzoeksvraag naar de oppervlakte: wilde ik werkelijk schrijver zijn? Ik vond het antwoord dat ik al jaren voor mezelf verborgen had gehouden. ‘Ja, natuurlijk wil ik schrijver zijn!’
Zo gaat dat: het socratische zelfonderzoek leidt je altijd naar een inzicht dat je bij je draagt. Je komt tot de erkenning dat het inzicht van jezelf is én dat je er dáárom naar moet leven. Je bekent als het ware schuld voor het nog niet doen van dingen die je kennelijk wel te doen hébt. Dit boek moest er inderdaad komen en wat ben ik blij dat het er is – en dat ik er ben, als schrijver. Geen mens, ook ik niet, kan om zichzelf heen. En ook dáárom moest die zin van ‘collega A.F.Th.’ erin.

Van der Heijdens briefkaart was zijn respons op de toegestuurde memorienovelle over mijn vader Gerrit, onze zoon Jeroen en mijzelf als vader en zoon. De novelle schreef ik als reactie op zijn aangrijpende requiemroman Tonio. Dit requiem voor zijn zoon was me in de zomer van 2012 onder de huid gekropen. Mijn schrijverszucht barstte open door het hartverscheurende verslag van zijn wanhopige pogingen om met terugwerkende kracht een zorgzame vader te zijn. Ik móest schrijven – en het bleek te moeten gaan over het verontrustende inzicht dat het niet vanzelf sprak dat mijn zoon én mijn vader én ikzelf nog leefden. Door hier wekenlang over te schrijven en herinneringen en gesprekken te boekstaven van drie generaties Pool, groeide er een privémonument over ons leven dat we toen samen vierden als vaders en zonen. Dit ongepubliceerde document kreeg afgelopen zomer zijn monumentale betekenis. Mijn vader stierf, eerder dan gehoopt maar niet veel eerder dan aangekondigd. Vandaag is het precies één jaar geleden dat zijn longarts hem vonniste met een fatale diagnose. Op déze dag kom ik als schrijver ter wereld. Wie verzint zoiets!? Juist omdat we allemaal sterfelijke wezens zijn, wordt het de kunst ons leven te vullen met zaken die er werkelijk toe doen. In de eindigheid en kwestbaarheid van ons mens zijn komen we onszelf tegen – omdat we sterven ligt de vraag naar het goede leven op ieders pad. Dáár gaat m’n boek over. ‘Geen mens kan om zichzelf heen’ moest ook dáárom in het boek.

Een van de aanwijzingen voor het goede leven is verbonden aan het leven van mijn vader. Hij was een ambachtsman zonder omhaal van woorden. Hij noemde filosofie ‘vaag gedoe’. Ik denk dat het goede leven zwaar leunt op de ambachtelijkheid van de vakman die zijn levenswerk serieus neemt. Dat idee staat in het boek en schrijf ik mede op zijn conto.
‘Aanwijzingen voor het goede leven’ heb ik om redenen die ik begrijp aan mijn vader opgedragen. Samen met mijn moeder schonk hij mij het leven, waarvoor ik hen dankbaar ben.
Mama, dank je wel voor de grootste gift die de ene mens de andere kan geven. Het leven dat jij met mijn geboorte aan de wereld én mij toevertrouwde, is de belangrijkste inspiratiebron van alles wat ik schrijf.
Ik hoop dat de lezers dàt zullen herkennen als zij dit boek proeven – dat ze bespeuren dat deze aanwijzingen zijn bereid met levensechte ingrediënten. Een boek over het goede leven moet ruiken naar de versheid van het alledaagse bestaan. Het moet geuren naar de inkt waarmee de ziel van de schrijver in de boomvezels van het papier is gekropen. Als de geur uit de pagina’s opwelt, denk dan aan mijn moeder. Dat vergroot het leesplezier, kan ik verklappen.

Ik dank Wouter van Gils en Lucy Klaassen dat júllie Boom-vezels de dragers zijn van mijn ziel en schrijverszaligheid. Jullie hebben van iemand die schrijft een schrijver gemaakt. Dat is voor altijd en onbetaalbaar.
Ik dank Gerard Oonk, Dick Kleinlugtenbelt en Alcuin Olthof dat jullie jaren geleden met schrandere adviezen mij op weg hebben geholpen naar het resultaat dat vanaf vandaag een eigen leven gaat leiden. Ik dank Jos Kessels dat je mij hebt geleerd, door het vóór te doen, wat de socratische gang naar binnen werkelijk betekent.
Ik dank de collega’s en opdrachtgevers die bereid bleken het goede leven op de werkvloer vorm te geven en met mij het socratische avontuur van kralenspel en praktische filosofie durfden aangaan.
Ik dank tenslotte Ria voor je trouwe kameraadschap en liefdevolle behendigheid wanneer ik plichten verzaak en dreig te vergeten dat ook schrijvers een leven hebben dat – alle mooie woorden ten spijt – in de eerste plaats gewoon moet worden geleefd voordat er ook maar van enige kunst sprake kan zijn. Jij leert mij de moed tot waarheid.

Laura Langeraar, Levi van Diijk, Aanwijzingen voor het goede leven
Ik eindig met de overhandiging van twee ‘eerste exemplaren’ aan twee mensen die ik wat extra zonlicht gun.
Levi van Dijk, we kennen elkaar al enkele jaren omdat jij als bezoeker van La Scuola misschien wel mijn trouwste lezer bent geworden. Door van jou nu óók de eerste lezer te maken wil ik jou en alle andere bezoekers van La Scuola bedanken voor onze ontmoetingen die nodig waren om dit boek te kunnen schrijven.
Het tweede ‘eerste exemplaar’ is voor mijn nicht Laura Langeraar. Omdat ook jij een schrijversdroom koestert, hoop ik dat jij ooit iemand als Levi zult treffen, want één enthousiaste lezer is voldoende om te blijven schrijven. Ter bemoediging van jou en iedereen die zijn droom serieus neemt is dit tweede ‘eerste exemplaar’ voor jou.

Ik wens jullie en u allemaal een volle teug van het goede leven.

Erik Pool | Nootdorp/Delft | 14 november 2014
om te downloaden: Geen mens kan om zichzelf heen
om te bekijken: de video-opname