De reis


Ze had het me nog zo op mijn hart  gedrukt: doe rustig aan, geniet van je reis. Vanmorgen belden we elkaar. Ik vertelde over de rijke ontdekking die ik had gedaan. Beirut is een bijzondere stad van vriendelijke mensen die een, voor mij, ongeordend leven leiden na een burgeroorlog van 15 jaar waar ze elkaar kapotschoten. De gaten zijn nog te zien in gebouwen die niet worden afgebroken, te horen in verhalen die verteld worden door ooggetuigen. Maar er zijn ook nieuwe verhalen van jonge Libanezen die niet blijven hangen in ooit, maar verder gaan, de toekomst in. Voorbij de gaten.

Met één van die mensen raakten we in gesprek op het terras voor zijn hotel. We hadden alweer een dag met behoorlijk wat kilometers in de benen en de Libaneze middagzon was nog net te voelen op deze paar vierkante meters. Als kind had hij gespeeld vlakbij de green line, de grens tussen vechtende partijen. Terwijl de beschietingen klonken fietste hij op zijn kinderfiets rond de flat. Bang was hij als kind niet echt geweest. Alsof het erbij hoorde, knallende volwassenen.
Hij vertelde zijn versie van Beirut, de politiek, economie en samenleving. Wij vuurden onze vragen op hem af, omdat we de dagen daarvoor ook verhalen hadden gehoord die tegenstrijdig leken. Ons beeld werd genuanceerder. We luisterden.
Een dag later liepen we met hem kilometers door de stad, van wijk naar wijk. We spraken vrijwilligers van het jongeren-Rode Kruis die hun vrije zaterdagen gaven aan het begeleiden van oude mensen die vereenzamen, van kinderen die te weinig ruimte hebben om te spelen. We zagen klassieke villa’s verpauperen, de zoveelste buildings met dure appartementen die niemand zou kopen omdat er al zoveel gebouwen gebouwd zijn om geld wit te wassen. De kleuren, geuren en bebouwing veranderden en de huizen werden krapper en meer op elkaar gebouwd. Ondertussen gingen de gesprekken door – hij vertelde, wij luisterden en vroegen – maar in de laatste wijk vielen we stil. Hier liepen we in donkere steegjes vol opeengepakte stenen, platen. Krotten zonder ramen. Kinderen scharrelden op een vuilnisbelt op zoek naar … wat? Dit waren de vluchtelingenkampen Sabra en Shatila. In 1982 bijna uitgemoord door een Libaneze splinterbeweging in samenwerking met Israël. Nu een overvol pakhuis van mensen waar de Libaneze regering geen invloed heeft gezien het vluchtelingenverdrag. Wie wel een zekere orde bewaakt is onduidelijk. Een plek waar Palestijnse kinderen worden geboren en zullen sterven. Statenloos. Geen recht op werk. Uitzichtloos bestaan.

“Zeker,” zei ik tegen mijn Syrische vriendin. “Ik heb ook volop genoten.” We rondden ons gesprek af met vrouwenpraat over zwanger-zijn en baby’s. Over een paar maanden krijgt ze haar eerste kindje. Evenals de mensen in Beirut en in Sabra en Shatila gaat ook zij verder, voorbij (of ondanks?) de gaten in haar ziel. Daadkrachtig als ze is draagt ze nieuw leven. Een daad van hoop.

mei 2019
Ria Pool Meeuwsen,
zakelijk leider La Scuola

Hannah Arendt over mensenrechten en statenloos zijn:
‘Het begrip mensenrechten dat op het vooronderstelde bestaan van een menselijk wezen als zodanig berust, stortte in toen zij die verklaarden erin te geloven voor het eerst geconfronteerd werden met mensen die alle kwaliteiten en specifieke relaties verloren hadden – behalve dat zij nog mensen waren.’ Dat gebeurde toen grote groepen staatlozen en vluchtelingen in het Europa van na de Eerste Wereldoorlog op drift raakten, nadat het Russische en het Oostenrijks-Hongaarse Rijk in vele nieuwe natiestaten uiteen waren gevallen. Minderheden die geen burgerschap van een ander land konden claimen, werden staatloos en verloren in de praktijk alle rechten. In de eerste plaats waren dit natuurlijk de joden. Samen met vele anderen die van hun burgerrechten werden beroofd, werden zij in Arendts terminologie ‘overbodige mensen’, die uiteindelijk geliquideerd konden worden.

Wat Arendt vooral zorgen baart is dat deze staatlozen – dat zijn er tegenwoordig wereldwijd zo’n twaalf miljoen en in ons land tweeduizend, terwijl zo’n tachtigduizend het label ‘nationaliteit onbekend’ krijgen opgeplakt – geen gezicht of stem in de wereld kunnen krijgen. Dat is volgens haar een eerste recht dat vooraf gaat aan alle afzonderlijke mensenrechten – ‘the right to have rights’. Vluchtelingenorganisaties kunnen deze ontheemden soms gunsten verlenen, hun armoede verlichten, maar hun wezenlijke situatie van het geen deel uit kunnen maken van een zichtbare groep of gemeenschap kunnen ze niet opheffen.

Hans Achterhuis – de Groene 9 januari 2013