Paul Scheffer over nieuw sociaal contract met de samenleving


Nederland heeft geen idee meer over het algemeen belang. Verbindende ideeën ontbreken, ‘one-issue’ partijen winnen. En al dat gehamer op herkomst helpt al helemaal niet. Wat we nodig hebben, zijn morele meerderheden die willen leven naar het idee van gelijkwaardigheid. En een vernieuwd sociaal contact, schreef Paul Scheffer 5 januari in de NRC.

Natuurlijk moet Europa op termijn een groter gewicht krijgen, maar vooralsnog wegen de nationale staten zwaarder. Dat is niet alleen een normatieve vraag, maar allereerst een empirisch gegeven. De nationale staat is nog steeds een betekenisvolle ruimte, sterker nog: in termen van communicatie, identificatie en solidariteit is het voor de meeste burgers veruit de belangrijkste ruimte; alle beschouwingen over wereldburgerschap in een grenzeloze tijd ten spijt.

Een paar voorbeelden. Wat betreft de communicatie: het telefoonverkeer in Nederland is binnen de grenzen 6500 keer intensiever dan het telefoonverkeer over die grenzen heen. Als we naar identificatie kijken, dan blijkt volgens het wereldwijde onderzoek World Values Surveyde beleving van nationale identiteit sterk te zijn: in vrijwel alle Europese landen zegt tachtig procent of meer zelfs ‘trots’ te zijn op het eigen land. Tenslotte de solidariteit: de totale begroting van de EU is niet meer dan 1 procent van het totale bbp van de lidstaten. De nationale staten geven tussen de 40 en 50 procent van het nationale inkomen uit.

Dat is geen gegeven voor alle tijden, maar momenteel komen gemeenschap, gelijkheid en vrijheid vooral bij elkaar op een nationale schaal. Filosoof Maarten Doorman ziet het goed: „Dat gevoel van gemeenschap maakt het mogelijk dat de burger zich herkent in een vertegenwoordiging op nationaal niveau. Het succesvol vormgeven van gelijkheidsidealen en het scheppen van voldoende voorwaarden voor vrijheid is ondenkbaar zonder de politieke gemeenschap waarin ze gestalte moeten krijgen.”

Het kan dus geen verbazing wekken dat in een wereld waar grenzen vervagen de ongelijkheid en de vervreemding toenemen.

We zien nieuwe breuklijnen in de samenleving, die zorgen voor sociale en culturele spanningen. Op zichzelf vernieuwt een open samenleving zich in en door het conflict, maar de botsing van deelbelangen is niet productief als er geen idee meer is over het algemeen belang. Het kan geen toeval zijn dat een groeiend aantal mensen de veiligheid van de hokjesmentaliteit opzoekt. De identiteitspolitiek rukt op.

Het gaat denk ik om vijf nieuwe breuklijnen.

Allereerst tussen hoog- en laagopgeleid. Het meritocratische ideaal, dat nu als norm geldt, heeft onbedoelde gevolgen: de ongelijkheid die voortkomt uit afkomst maakt plaats voor een minstens even harde ongelijkheid op basis van verdienste. En inderdaad, wanneer iedereen zijn of haar talent ten volle kan benutten, wat is de uitkomst als je minder talent hebt? Hoe verhouden arm en rijk zich tot elkaar en wie voelt zich nog verantwoordelijk voor de nieuwe ongelijkheid?

Ook zien we tegenstellingen tussen gevestigden en nieuwkomers. De hele migratiegeschiedenis is vol van conflict tussen de autochtone bevolking en migranten. Die conflicten kunnen we zien als onderdeel van een proces van integratie, tenminste als die conflicten geweldloos zijn. Het risico is dat teveel nadruk wordt gelegd op een verdeelde herkomst en te weinig naar een gedeelde toekomst wordt gekeken.

 

Vervolgens is er nog een andere breuklijn, namelijk tussen seculier en religieus, vooral waar het gaat om orthodoxe stromingen. Nederland is in de twintigste eeuw veranderd
 van een religieus land in een overwegend ongelovig land. Er zijn maar weinig landen in de wereld die zo van God los zijn als Nederland – we staan in de top tien – en dat seculiere zelfbeeld botst vooral op een nieuwe gelovige gemeenschap. Er wordt dan ook volop gestreden over de plaats van de islam in een liberale rechtsstaat.

Daarnaast dringen nieuwe tegenstellingen tussen jong en oudzich op. Het is duidelijk dat door de vergrijzing de verhouding tussen werkenden en mensen die van een pensioen of uitkering afhankelijk zijn langzaam uit het lood raakt. Een overtal van jongeren leidt tot maatschappelijke onrust en verandering – dat weet elke demograaf –, maar brengt een overtal aan ouderen geen groeiende behoudzucht met zich mee?

Tenslotte, zeker niet het minst belangrijk en eigenlijk van een andere orde, zien we een nieuwe tegenstelling tussen mens en natuur. De meeste mensen zijn er langzamerhand van doordrongen dat de opwarming van de aarde een groot probleem vormt. Maar ook bijvoorbeeld de bio-industrie, de luchtverontreiniging en het fossiele energieverbruik maken zichtbaar dat onze omgang met de natuur uit het lood is geslagen.

(…)

Meer nog dan partijen gaat het om programma’s. De geschiedenis van Nederland is altijd een subtiele combinatie van aanpassing en ordening geweest. Natuurlijk moet een kleiner land zich ook aanpassen aan een woelige omgeving, maar zonder ordeningsstreven zal de weerstand tegen veranderingen alleen maar groeien. Dat is het grote tekort van de regeringen in de laatste jaren. Het lukt niet om een paar samenbindende ideeën te formuleren. Juist daardoor neemt de bereidheid om te veranderen af. Er zijn meerderheden die begrijpen dat niet alles bij het oude kan blijven, maar die willen wel oriëntatie.

Er is dus behoefte aan een nieuw ordeningsstreven. Kim Putters van het Sociaal Cultureel Planbureau schreef een pleidooi: „De scheidslijnen langs leeftijd, opleidingsniveau en etniciteit verdiepen zich … er is een herkenbaar nieuw sociaal contract met de samenleving nodig.” (NRC, 9 juli 2016). Dat lijkt me een goed uitgangspunt: deze breuklijnen – waar ik die tussen seculiere en gelovige burgers en die tussen mens en natuur aan toe zou voegen – vragen dringend om een nieuwe verbeelding van Nederland.

(…)

Willen we het sociale contract opnieuw vormgeven, dan hebben we om te beginnen een idee over burgerschap nodig. De kern daarvan is de norm van non-discriminatie. En daar bestaat veel onzekerheid over. De strikt juridische uitleg van gelijke behandeling zegt dat je er ook discriminatoire ideeën op na mag houden. Zo zijn er mensen die vinden dat moslims als gelovigen minder rechten hebben dan anderen, sterker nog de tweede partij van Nederland draagt deze mening uit. Er zijn ook genoeg gelovigen die vinden dat ongelovigen of homoseksuelen of vrouwen minderwaardig zijn.

Dat mag allemaal, maar we weten hopelijk ook dat een open samenleving meerderheden nodig heeft die geloven in gelijkwaardigheid. Daar kunnen we niemand toe verplichten, we gaan geen gewetens beknellen uit naam van de openheid. Daarom is het niet waar dat de maatschappelijke integratie geslaagd is als iedereen zich aan de wet houdt. Dat is zo’n verschrikkelijk misverstand, het gaat om meer dan een strikt juridische uitleg. Er zijn morele meerderheden gevraagd die willen leven naar het idee van gelijkwaardigheid. Die bereid zijn eigen vooroordelen onder ogen te zien en niet ‘na u’ zeggen als ze voor de draaideur van hun eigen gelijk staan.

Zo’n nieuw sociaal contract beoogt dus de scheidslijnen die ik eerder heb aangeduid te overbruggen. In een democratie bestaan er natuurlijk uiteenlopende ideeën over de manier waarop deze tegenstellingen moeten worden opgevat. De een zal meer nadruk leggen op gelijkheid, een ander op duurzaamheid en weer een ander op openheid of vrijheid; maar waar het om gaat is dat gestreden wordt over het algemeen belang, dat partijvorming niet versplintert in een regenboog van deelbelangen.

(…)

We moeten verhalen over Nederland kunnen vertellen die laten zien dat het altijd een tamelijk pluriforme samenleving geweest met een lange migratiegeschiedenis.

(…)

Maar wat is dat ‘ons’ dan waarover zo neerslachtig wordt geoordeeld? In ieder geval gaat het over een onvermogen om in tijden van globalisering een nieuwe verbeelding van de Nederlandse samenleving vorm te geven en een nieuw sociaal contract na te streven. Velen hebben het gevoel dat het met hun eigen welzijn niet zo slecht is gesteld, maar dat de gemeenschapszin te wensen overlaat. Het achterstallige onderhoud van de publieke zaak heeft zeker ook een immateriële kant en kan daarom zeker niet alleen worden opgelost met economische groei.

Een besef van de eigen kwetsbaarheid, maar ook van een beperkte horizon is nodig. De pijnlijke ontnuchtering die in Srebrenica begon heeft zich doorgezet. Inderdaad, de geschiedenis geeft ons geen gelijk. Dat afscheid van illusies omtrent het gidsland is geen teken van een naar binnen gekeerde houding, maar juist de erkenning dat we meer over de grens moeten leren kijken. Nederland lijkt meer op Zwitserland, België, Denemarken en Oostenrijk dan ons misschien lief is.

Ik weet niet of het gaat lukken, zo’n vernieuwing van het sociale contract, want het politieke bestel is helemaal niet meer toegesneden op de noden van deze tijd. De zuilen van weleer liggen er desolaat bij. De doorbraak die in de naoorlogse periode gestalte had moeten krijgen is er nooit echt gekomen en kan inmiddels niet veel langer worden uitgesteld. Het maatschappelijke midden wordt in de steek gelaten, zoveel is duidelijk. Als een liberale verbeelding van Nederland niet mogelijk blijkt, dan zal de autoritaire verleiding het winnen.

Lees het geheel…