Ongeloof, over kerk en politiek


Het is lastig om een start te maken met deze column. Het onderwerp houdt me al een tijdje bezig. Mijn gedachtenkronkel zit ergens op de kruispunt van zeggen en doen, maar ook op dat van geloof en geloofwaardigheid.
De afgelopen weken stond het nieuwe kamerlid Thierry Aartsen in de spotlights. Zijn aanstelling leidde tot beroering vanwege zijn tweets. Dat hij als 19-jarige een domme opmerking had gemaakt n.a.v. een treinongeluk, dat VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff dat een foutje uit zijn jeugd noemde, oké. Puberbreins hebben tijd nodig te rijpen, geef ze een kans. Maar dat een recente tweet over Sylvana Simons onder datzelfde vloerkleed werd geschoven, dat was teveel opruimwoede. Ik merkte, dat ik me ging ergeren aan deze hogeschoolkunst: snel laten verdwijnen wat de omgeving laat niezen.

Ik liet het gaan. Totdat op een dag het 8 uur-journaal de beëdiging van Aartsen liet zien: “Zo waarlijk helpe mij God almachtig.” Journalisten bevroegen hem op zijn tweet over Sylvana waarop hij reageerde: “Ik heb geen spijt.”

Met minachting over anderen spreken, mensen diskwalificeren, geen spijt daarover hebben en dan openlijk de hulp van God inroepen. Waar in dit speelveld zit hij? Wie is de God van Aartsen die hij denkt nodig te hebben in zijn werk? Wat gelooft hij? Hoe vult hij zijn volksvertegenwoordiger-zijn in? Ik kan er geen touw aan vastknopen.

Misschien heb ik wel dezelfde moeite met wat NRC afgelopen weekend onthulde over misbruik in de katholieke kerk. Het vloerkleed van deze organisatie is immens. Veelkleurig uit de buitenkant – met betrokken mensen, prachtige kunst en inspirerende verhalen – maar aan de onderkant een gevaarlijke warboel aan knopen en lussen waar je over struikelt als je je ogen niet open houdt. Twintig van de 39 Nederlandse kardinalen en (hulp)bisschoppen deden mee aan seksueel misbruik door schuldige priesters over te plaatsen. Hoe misvormt ben je dan? Kun je er dan nog zijn voor anderen?

Tot dertig jaar geleden liet ik mij voeden door de bijbel, verhalen van voorgangers en gesprekken met geestverwanten. Dit proces is niet gestopt. Met mooie herinneringen uit dat verleden probeer ik ook nu nog mezelf moreel te onderhouden, ook al ben ik de kerk uitgestapt. Geen makkelijke opgave, morele zelfvorming, omdat ik nogal eens buiten de lijntjes kleur en moet bijsturen.
Waar ik mijn ouders dankbaar voor ben, is dat ik ben opgevoed met een godsbeeld van liefde en rechtvaardigheid, met een geloof in het goede, in humaniteit. Je hebt als mens zorgzaam te zijn. Deze vorming bracht mij een God van goedheid. Via de bijbel riep hij me op om kwetsen en buitensluiten te laten. Om er te zijn voor anderen, zwakkeren en mensen in de knel. Ik leerde een leven kennen, waarin ik als mens persoonlijk verantwoordelijk zou blijven voor mijn doen en laten, maar waar ik ook een plek vond waar mocht schuilen bij verdriet en pijn.

Wellicht is het dit wat ik niet kan rijmen met wat ik in de Tweede Kamer zag gebeuren: geen spijt betuigen over het diskwalificeren van een vrouw, carnevalesk op een walgelijk lied over haar meedeinen met de massa, en ondertussen getuigen van een geloof in God.
Wellicht is dit het wel wat ongerijmd is: kerkleiders die er horen te staan voor liefde, zorgzaamheid en rechtvaardigheid, maar elkaar dekkend duizenden kinderen misbruik(t)en.

Misschien geloofde ik als een kind in een god die ergens voor stond en kan ik het hedendaagse geloof van sommigen niet meer volgen omdat hun uitingen zo bizar en inhumaan zijn. Ik geloof nog steeds in het goede, het ware en het schone. Maar vandaag overheerst ongeloof.

illustratie: Biennale Italië 2017