Voorafgaand aan de start van de leesgroep Eigen-wijze Aanwijzingen viel het woord gevangenis. Wat als een verhaal van één van de deelnemers begon, werd die avond een terugkerend thema. Ik zie dat vaker gebeuren. Tijdens de rommelige binnenkomst, koffieschenken en theeserveren komen er soms woorden die later de rode draad vormen van het gesprek. Alsof het gesprek al geboren is, maar zich nog niet ten volle laat zien.
We spraken deze avond over vastgezette gedachten, gestolde grondpatronen die ons gedrag, onze reactie op wat er om ons heen gebeurt bepaalt. Gedachten die hun eigen kringetje draaien en steeds weer op hetzelfde uitkomen. Piekeren, noemde één van de deelnemers dat en vervolgens stelde ze aan een ander de vraag: hoe doe jij dat, uit die chaos van gedachten komen?
We dagen ons als groep uit op dialogische vaardigheden. Vragen stellen en breedsprakigheid voorkomen (helder en puntig formuleren houdt de essentie scherp en de toehoorders betrokken), maar voor deze vraag gold dat blijkbaar niet. Je zag de bevraagde zichzelf onderzoekend antwoorden en daar waren heel wat woorden voor nodig. Want tja, hoe doe je zoiets? Hoe zien innerlijke wegen eruit? Welke afslagen neem je en hoe kom je verder in je denken als je niet op zoek bent naar praktische oplossingen, maar naar verdieping van je zelf, van de kennis over je zelf, over dat wat belangrijk is voor jou?
Gelukkig bleef een andere deelnemer scherp en vatte kort en bondig samen: Dus jij houdt een innerlijke dialoog zonder deadline. Je noemt het geen piekeren en je bent niet bezig met afkeuren of andere zelf-oordelen?
Michel de Montaigne (Franse filosoof, 1533-1592) had het over zijn achterkamertje. De ruimte in je zelf waar je af en toe verblijft om stil te staan bij wat écht belangrijk is, op dat moment. Meestal zijn we gericht op directe oplossingen en gunnen we ons geen tijd en afstand om dieper na te denken. Om de oplossing (en schuld) niet buiten ons te zoeken, maar onszelf te verkennen: wat is in deze situatie het juiste? Welk onderwerp dient zich aan? Ken ik dat onderwerp voor mezelf goed genoeg? Ken ik mijn eigen grondpatroon, mijn aannames, vooronderstellingen en verwachtingen? In welke schaduw leef ik en wat laat zich zien als er een ander licht op komt te staan?
De Montaigne zocht zijn innerlijke vrijheid op, zijn achterkamertje, en kon daar met plezier vertoeven. Eenzaamheid kreeg bij hem een positieve lading. Alleen zijn met je zelf, in een rustige, stille omgeving. Een retraite in je uppie. Het bracht hém de rijkdom van grote zelfkennis.
Alleen zijn met jezelf??? We hebben allemaal wel eens redenen om voor ons zelf op de vlucht te slaan. Onze innerlijke wereld verkennen zien we niet als rijkdom, maar als beknelling. We creëren onze eigen innerlijke gevangenis. “Het is wel veilig om het bekende te blijven denken, ook al doet het steeds weer zeer en leidt het tot raar gedrag,” zei een andere deelnemer. “Ik weet dat wat ik denk en doe niet goed voor me is, maar het is wel bekend.”
Onze gedachten onderzoeken noemen we confronterend. Alsof we vreemden in ons hoofd toelaten die ons afkeurend aankijken. Strenge cipiers die langs allerlei hersenspinsels een innerlijke meetlat leggen. Verdikkeme, weer een onvoldoende.
Gedachten zijn niet goed of fout. Argumenten kunnen wel eens niet kloppen, niet consistent zijn, maar dat is wat anders. Onze gedachten zijn van niemand anders dan van onszelf, dus de cipier kun je ontslaan.
Hoe liefdevol willen we met onszelf omgaan? Hoeveel zachtheid laten we in dat achterkamertje toe om onszelf beter te leren kennen? Om weg te blijven bij snelle oplossingen maar rijker te worden van diepere wijsheid?
Piekeren, gevangenis. Helpen deze woorden of belasten ze juist? Als ‘een rugzak vol stenen’? Welke woorden gebruik je om jezelf te verwoorden?
De titel van dit Lefje, deze column, kwam spontaan in mij op toen ik begon te schrijven. Ik weet ook, dat het de tekst is van een oud protestlied. Dit lied was een aanklacht tegen censuur en controle. Het werd tijdens de tweede wereldoorlog gezongen in de concentratiekampen, maar door Hitler verboden. ‘Men kan toch daar binnen, steeds lachen en minnen en denken, wat ook zij: de gedachten zijn vrij!‘
De gedachten zijn vrij
Wie raadt ze daarbinnen?
Zij dansen voorbij
Als nacht’lijke schimmen
Geen mens kan ze naken
Geen jager ze raken
Laat wezen wat zij:
De gedachten zijn vrij!
Ik denk mij wat ik wil
In heimlijke dromen
Haar zoetheid laat ik stil
Mijn harte doorstromen
Mijn wens en begeren
Kan niemand mij weren
Laat wezen wat zij:
De gedachten zijn vrij!
En spert men mij geboeid
In duistere toren
Hun zorgen en moeit’
Gaan alle verloren
Gedachten als vuren
Doen storten de muren
En zold’ring daarbij!
De gedachten zijn vrij!
Daarom wil ik immer,
de zorgen verjagen,
en zal mij ook nimmer
met spoken meer plagen
Men kan toch daar binnen,
steeds lachen en minnen
en denken, wat ook zij:
de gedachten zijn vrij !