Deze week was ik met mijn zusje in een welnesscentrum; bijkomen en bijkletsen. Het had nog wel even wat voeten in de aarde, want, eigenwijs als ik was, had ik op de routeplanner het straatnummer niet ingevuld en prompt schoot ik er voorbij. En hoe landelijk de meertjes, knotwilgen en idyllische woonplekje er ook bij lagen, zoeken blijft zoeken.
Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, trek je binnen alle kleren uit en loopt iedereen een hele dag in eva-kostuum. Tenminste, in de zout-, zuur- en zoetbaden, in de kruiden-, kleur- en geursauna’s; je beweegt zonder ballast mee op de bubbels van de jacuzzi of in de stroom van het buitenzwembad. Daarbuiten gelden de regels van keurigheid: badjas om, slippers aan. Kleding doet er niet toe en daarmee heeft de mens zijn status afgelegd. We zijn gelijken onder de gelijken met als enige uitzondering van onderscheid het geslacht.
Ik kom niet zo vaak in dit soort oorden – wellicht zou wat vaker komen mij helpen bij ontstressen – maar elke keer bevangt me dezelfde gedachte: Stel, dit zou onze samenleving zijn, zo zouden we elkaar ontmoeten. Hoe verhouden we ons dan tot elkaar? Zouden we ook dan iets nodig hebben om onszelf te onderscheiden van anderen? Gaan we rimpels tellen, commentaar leveren op wel/niet geschoren lijven, gekapte hoofden of … ? Zijn we dan ook zo hard aan het werk met onze persoonlijke ruimte? Of, beleven we dan de andere kant van wat ons zo heen en weer laat slingeren, de eeuwige paradox van autonoom-zijn en verbinden, en richten we ons op het laatste?
Het rare is, dat dit soort gedachten mij altijd achteraf bezighouden, nooit in het moment zelf. Alsof ze er niet toe doen. We zitten gezusterlijk op afzonderlijke handdoeken naast elkaar synchroon te zweten; we volgen op verschillende hoogtes op houten banken liggend de kleuren van de grote lampen boven ons en geloven unaniem de werking daarvan; we staan naast wildvreemde mannen te douchen; het is allemaal vanzelfsprekend. Ach, je kijkt wel eens een keer iets langer, eerlijk is eerlijk, maar de stemming is zoveel zachter en milder. Alsof er minder ik is en meer wij. Een natuurlijke vorm van zijn. Ik ben naakt – dus ik ben, zoiets.
Aan het einde van de middag waren we nog niet uitgepraat. Al meer dan een uur zaten we in onze badjas in het restaurant, filosoferend achter verantwoorde thee. Buiten installeerde een oudere dame zich. Uitgebreid kregen handdoek, drankje en leesvoer een plek in de koude lucht. Ik dacht nog: “Wat moedig” totdat haar badjas openviel. Mijn mond viel open. Het zal niet langer dan een seconde geduurd hebben, maar de gedachte “Heee, ik zie je bloot, doe normaal!” schoot door me heen. De tweede seconde bracht me weer terug op aarde. Hier zijn alleen maar blote mensen, je zit in een welnesscentrum, wakker worden! En zo eindigde de dag waarmee het begonnen was, met zoeken. Het leven zal nooit vanzelfsprekend zijn – gelukkig maar.