Lefje | Onderweg – maar waarheen? (2)

steen

Gisteren fietste ik met mijn moeder. Mijn vader’s gezondheid liet het niet toe mee te gaan, maar voordat we vertrokken kreeg ik van hem eerst uitvoerig een lesje ‘elektrische fiets’. Voor het eerst van mijn leven liet ik me ondersteunen. Weliswaar nog maar in ‘standje 1’, de lichtste hulp, maar toch. Mijn 80-jarige moeder speelde, vitaal als ze is, met de knoppen van haar fiets, zodra de eerste viaduct zich aandiende.

We gingen op zoek naar het graf van haar moeder. Het leek haar onmogelijk het juiste nummer te achterhalen – een steen was destijds vanwege geloofsovertuiging achterwege gelaten – en volgens zeggen mocht alleen een curator het grafnummer bij de gemeente opvragen. Eén telefoontje bewees het tegendeel en met de post-it op mijn agenda geplakt, reden we door bos en veld.

Na 25 jaar stond mijn moeder weer oog in oog met het graf. Dat feit was voor mij nog belangrijker dan de wetenschap dat ik daar stond. Ik stond geloof ik óp het graf: het begin en einde was niet te zien. Een nummerbordje, wat bloemetjes en veel gras van de gemeente, en daartussen lag ongeveer het graf waar mijn oma ‘ten ruste was gelegd’. Misschien moest het zo zijn. Het begin en einde van onze generatie vrouwen is immers nog niet bekend. Een stamboom is er niet en of er ooit een kleindochter wordt geboren, is maar de vraag. Een dochter zeker niet. Ook mijn leeftijd gaat tellen.

Wat die dag telde was onze gezamenlijke zoektocht dat uitmondde in een ontmoeting tussen drie generaties vrouwen. Op een begraafplaats, ver weg van de bewoonde wereld.

Zonder schroom stond ook op de terugweg mijn fiets op ‘standje 1’ en na twee uur was ik weer in mijn ouderlijk huis.