Lefje | Ik verlang naar een hemel op aarde

blauwe lucht en jong groen

De hoedjes liepen voorbij en het oog van de presentator bleef er even aan hangen. Dat was de fleurige kant van de dag, naast uiteraard de stralende lach van Maxima op het balkon. Daarmee was alles gezegd. Het chagrijn kroop mijn gedachten binnen toen de eerste politici reacties gaven. Onpasselijk werd ik ervan. Het was zo jij-bakken. Ook als sprak de troonrede van samen en verbondenheid, de zwarte jacquets rolden vlak na het uitspreken over straat om als eerste het-nog-beter-te-weten. Was dit de dagelijkse gang van zaken op het Binnenhof? Voor de camera je opkloppen als een ego, maar als je mag meeregeren of meespreken, weglopen of soortgelijke maatregelen nemen omdat de crisis het vraagt? Wat is in het Haagse echt en wat niet?

Ik schrok van mezelf. Ging ik me nu ook al van hun afkeren, mopperend als de grumpies uit de muppets?

Een paar uur later liep ik met winter- en zomerkleren te slepen. De kou dringt ook ons huis binnen en ik heb meer nodig dan mijn eigen natuurlijke vetlaagjes. Dieren hebben een wintervacht, mensen hebben C&A-atjes.

De dunne zomerjurkjes verdwenen voor een half jaar; warme dikkere stukken namen hun plaats in. Ik dacht nog eens na over mijn gegrom. Klopten mijn gedachten wel? Waren de mannenbroeders – vrouwen zijn helaas nog steeds in de minderheid totdat de hoedenparade wordt opgemerkt – inderdaad zulke slechte toneelspelers dat ik ze niet meer serieus neem?

Inderdaad, een toneelspel. Laten we ervan uitgaan dat politiek bedrijven een spel is. Een schaakspel waar macht de drijfveer is. Dan zou het ook zo kunnen zijn, dat ík het spel niet beheers en wellicht ook niet wil beheersen. Maar dat dat niets zegt over de intentie van een politicus. Hij – of zij – zal vinden dat hij – of zij – het spel zo op eigen wijze moet spelen. Het ambt wordt beoefend met stukken van verschillende rangen en standen: koningen, lopers en hoe ze ook allemaal mogen heten. Samen spelen ze het spel, zeker als de camera draait.

Was het niet eerder mijn teleurstelling die mij zo negatief liet reageren? Hoe kan onze samenleving leven vanuit verbondenheid als de leiders voor de camera gespletenheid tonen? Als ze niet zichtbaar samen vechten voor een betere toekomst? Elkaar opzoeken, stimuleren, enthousiasmeren? Als ze kritische vragen stellen, het gesprek aangaan, gericht op maar één doel: het land besturen zodat wij, de burgers, vertrouwen hebben en houden: hier staan mensen die weten wat ze doen. Misschien is mijn verlangen wel te groot. Ik ben nu eenmaal een rasoptimist, een idealist die verlangt naar een betere wereld. Misschien wordt het tijd dat ík eerlijker word: wat jij verlangt is de hemel op aarde. Word wakker en neem het leven zoals het zich toont, wat je er ook van vindt. Beoordeel hem of haar niet op de buitenkant, maar nog meer, leg niet je  welbevinden in de handen van een ander. Daar ben alleen jíj verantwoordelijk voor.