Tijdens het eten vorige week – we organiseren 1x in de maand een dinergesprek – spraken we over woorden die kunnen troosten. Uitgesproken woorden, maar ook gedachten. Eén van ons vertelde over haar kinderen en hoe hun leven zin aan haar leven had gegeven. De moeder naast haar herkende zich daarin en er ontstond een gepassioneerd gesprek over de liefde voor kinderen. Ik luisterde op afstand mee. Een dinergesprek organiseren en zelf actief meedoen, dat gaat niet samen. Grote en kleine gerechten vragen hun aandacht en niet alleen tijdens het smakelijk verorberen. Aan de tafel zaten ook twee vrouwen zonder kinderen. In mijn stille keuken hoorde ik op afstand hoe het gesprek zich ontwikkelde. Ik had de neiging om de pannen te verlaten, om te roepen: ‘En jullie dan, hoe geven jullie zin aan het leven zonder kinderen? Lukt het je om de zin helemaal uit jezelf te halen, omdat alleen jij er bent en geen kleine en grote mensen van jou en een ander om je heen? Waar haal jij de moed vandaan om te leven, om er betekenis aan te geven?’
Gisteren stuurde mijn neef een citaat uit een boek over humanisme, naar achteraf bleek: ‘Levenskunst kan opgevat worden als een levenshouding om met alle mogelijkheden en beperkingen waarmee de mens te maken krijgt richting en betekenis te geven aan zijn of haar leven.’ Tijdens het leren voor een tentamen was hij dit tegen gekomen. Mijn eerste reactie was dan ook: ‘Jij moet dit leren? Jij, die de kunst van het leven beoefent?’ Al jaren laat hij zien dat het hem lukt om om te gaan met mogelijkheden en beperkingen. Als ouders sterven valt er een vanzelfsprekend vangnet weg. Je kunt niet meer om je heen kijken en verwachten dat anderen jouw leven betekenis geven.
In de soms harde school van het leven heeft mijn neef al jong ontdekt dat je het leven zelf vorm en inhoud moet geven, tegen alle eenzaamheid in. Maar, zijn we daar uiteindelijk niet allemaal verantwoordelijk voor, je eigen leven betekenis geven?