Voor mij het eindeloze diepe zwarte water. Boten varen af en aan. Mensen bewegen, zijn druk met zichzelf en de klok. De zon gaat onder.
Achter mij klinkt kindergehuil. Eerst zacht, op een afstand, steeds harder omdat het dichterbij komt. Schreiende klanken die soms overgaan in een lange uithaal, onderbroken door de boze moederstem. Bijna rennend passeren ze mijn tafel met daarop het romantisch tafereel van twee drankjes gemoedelijk naast elkaar.
Hoe kan een peuter van twee de stappen van een groot mensenkind volgen? Hoeveel uithoudingsvermogen moet je hebben om, amper de grond rakend, jezelf te laten horen, voortgesleept door zoveel kracht en macht?
Ik kijk ze na en blijf de stemmen horen, de stevige moeder en de peuter. Zijn kleine longen houden het vol, nog wel. Totdat hij beslist om te zwijgen.