Sinds kort zijn we thuis verslingerd aan de granen van Dorset: honey granola. Het weekendontbijt is daarmee van kleur veranderd. De al jaren vaste ingrediënten hebben een concurrent gekregen. Naast de traditie is een kommetje yoghurt geplaatst. De doos granen staat te wachten op het slotaccoord. De vraag van mijn lief welke granen we nu eigenlijk eten beantwoordde ik met de opsomming. Zoekend naar de vershouddatum kwam ik onderop de doos terecht en las: ‘We’re only human. We spend a lot of time ensuring our cereals reach you in perfect condition. However, nobody’s perfect. So, if you’re unhappy, please return it’.
Iets anders is het zoeken naar antwoorden op de gebeurtenissen in onze samenleving. We zijn verward. Wie is de vluchteling, de mens die ‘onze’ grens oversteekt? Het is lastig om een positie in te nemen. Hoe verhoud ik me tot die ander, tot de vluchteling maar ook tot bijvoorbeeld mijn mede-Facebookgenoten? Ik scroll de berichten.
Zijn de vluchtelingen zielig, dan gaan we ze redden. Komen ze op voor zichzelf, dan stoten we ze af. Een zielig mens moet dankbaar zijn! Wat betekent ‘hun’ geloof voor ‘ons’ geloof? We zijn er doodsbang voor; geloof en geweld gaan immers geregeld samen? We vinden de aantallen teveel, ‘ons’ huis is te klein. Kan de deur niet dicht? Dat het heel veel mannen zijn doet onze wenkbrauwen fronsen. Wat doen ze met de vrouwen? Dat de vluchtende mens zo goed gekleed is, past niet bij het beeld van een arme sloeber. Een IPhone doet ons argwanend kijken. Vluchtelingen moeten arm zijn. Verhalen over, soms vreselijke, incidenten in AZC’s komen voorbij: ‘Dit doen mensen niet’ of ‘Wat ondankbaar’. Reportages van een fotograaf en journalist over de kracht van deze mensen, hun weerbaarheid en trots, wordt – evenals andere berichtgeving – gelezen als verzinsels van de pers. Het werkelijke verhaal is immers echt anders. Dat weten we zeker.
Bas Heijne schreef in de NRC dat ons kijken zo verschillend is dat dat nauwelijks meer te overlappen lijkt. We kunnen elkaar niet meer vinden vanuit een beroep op ons mens-zijn. Daarover leven we met verschillende ideeën, over onszelf en de ander. Waarin we elkaar als mens ontmoeten, dat gesprek voeren we al jaren niet meer. Dat we nu geen dragend beeld hebben over humaniteit, naastenliefde, compassie, dat gaat zich wreken. Ik zie de worstelende mens.
Maxima kreeg ooit de volle laag toen ze zei: ‘Dé Nederlander bestaat niet’. Als dé Nederlander niet bestaat, bestaat dan dé vluchteling? Of sturen we die straks zoals de granen terug als hij of zij niet aan onze verwachtingen voldoet?
We zijn mensen, geen goden, geen dieren. Dit besef leefde al in het klassieke Athene waar de voorlopers van het christendom zichzelf en elkaar bevroegen: wie is de mens? Hét antwoord op die vraag zal wel nooit gevonden worden, maar ook toen beseften ze al dat dé mens niet bestaat. We leven geen afdruk van een ander, niemand is volmaakt. We zijn geen goden. We’re only human. We zijn mensen met mensenproblemen. We voelen ons kwetsbaar, het leven is soms erg ongemakkelijk, zelfs wreed en pijnlijk, maar zeker niet maakbaar. Kunnen we elkaar daarop vinden, op hoe we het leven ervaren, ermee worstelen, maar ook hoe we er van houden?
Wie ben jij? Vertel me jouw verhaal. En ik zal luisteren. We are human!
illustratie: werk van Tobias Schalken, My house is not my Home, 2005, gemengde techniek | museum More, Gorssel
Ria Pool Meeuwsen