Hoe krijg ik een goed gesprek?


Geweldloze Communicatie is als model ontwikkeld door de Amerikaanse psycholoog Marshall Rosenberg. Hij merkte dat onbedoeld aanvallen en verdedigen, empathie en verbinding in de weg staan. En dat vooral oordelen het oproepen. Hij ontdekte gaandeweg het geweldloze alternatief. En heeft de rest van zijn leven gewijd aan het overal ter wereld werken met dit model. In het boek ‘Vrede kan je leren’ van David van Reuybrouck en Thomas D’Ansembourg wordt zijn werk en gedachtengoed uiterst waardevol genoemd.

De kennismakingsavond op 22 maart biedt een mix van uitleg over en oefenen met dit model. En richt zich vooral op ervaren en bewustwording. Wat doet onbedoeld aanvallen en verdedigen? Wat doet werken met dit model? De avond richt zich in de oefeningen vooral op situaties op het werk. Dat wil uiteraard niet zeggen dat Geweldloze Communicatie alleen daar is in te zetten. Het kan zowel aan de keuken-als aan de vergadertafel verbinding geven. Als de kennismaking naar meer smaakt, worden twee verdiepingsavonden aangeboden. Odette Bovenberg begeleidt de avond.

Odette, Vertel eens iets meer over wat Geweldloze Communicatie voor jou betekent?
‘Tja, dat zijn vooral onverwacht mooie momenten. Wanneer er zoveel rust en ruimte in een gesprek ontstaat, dat er vrijuit gesproken en geluisterd wordt.
De ontdekkingen die je doet wanneer een gesprek geen estafette is, waar iemand een opmerking maakt en de ander die overneemt en aanvult. Maar waar de aandacht zich richt op het begrijpen van die opmerking. Dat kan iets heel kleins zijn. Ik herinner me een oefening tijdens een training waarbij ik tegenover een mij onbekende dame zit. Het zijn mijn begindagen in Geweldloze Communicatie.

Maak een opmerking en ga daar niet mee aan de haal, is de opdracht. Wat zit je toch te lachen, krijg ik op me af. Normaal borduur ik op zoiets door met bijvoorbeeld: Ja, het is wel een oefening die op mijn lachspieren werkt. Nu kom ik niet verder dan: Wat maakt dat je dat zegt? Nou, ik kan wel wat vrolijkheid gebruiken dus ik ben blij dat deze oefening op de lachspieren werkt. Ook na deze opmerking kom ik niet weg met een: Nou inderdaad, heerlijk die luchtigheid of zo. Dus ik vraag: wat maakt dat je wel wat vrolijkheid kunt gebruiken? Ik heb een lastige tijd achter de rug en vind het heerlijk vrolijke gezichten te zien.

Daar was ik met mijn reflexmatige estafetteopmerkingen denk ik niet uitgekomen. Dat is wat ik mooi vind. Dat het verschuiven van je aandacht zoveel kan doen. Dat je merkt dat de ruimte in een gesprek steeds kleiner wordt door allerlei onbewust of onbedoeld aanvallen en verdedigen. En dat je een alternatief bij de hand hebt om juist weer die ruimte op te kunnen zoeken.
Ook vind ik het mooi dat ik nooit uitgeleerd ben met dit simpele model. Want meer dan één zin met twee varianten is het niet. Vooral de impact van oordelen is een blijvende bron van inspiratie.’