In en Jij

Ontmoeten, kunst kaart uit de serie 10 Woorden van o.a. beeldend kunstenaar Monica Schumacher. Voor La Scuola, academie voor levenskunst.

Over Martin Buber
Ik en Jij
door Pieter Jan André

Als er oorlog komt
En als ik dan moet schuilen
Mag ik dan bij jou
Mag ik dan bij jou schuilen
Als het nergens anders kan
En als ik moet huilen
Droog jij mijn tranen dan
Want als ik bij jou mag
Mag jij altijd bij mij
Als het einde komt
En als ik dan bang ben
Mag ik dan bij jou
Als het einde komt
En als ik dan alleen ben
Mag ik dan bij jou…

Martin Buber zou deze tekst van Claudia de Breij zeer waarderen.

Schrijf zo’n tekst op, dacht ik en stop hem in je portemonnee. Zoals Joop den Uyl , het gedicht ‘Het kind en ik’ van Nijhoff, zijn leven lang op een papiertje in zijn portemonnee had ziten en dat telkens even las op de wc, voordat hij een kamerdebat in ging. En als hij het gelezen had dan wist hij het weer… ‘ zijn visioen van een rechtvaardige samenleving… ‘Een dragend idee…’ Dat zijn gedichten vaak… dragende ideeën. Een idee waarbij je kan schuilen zoals de tekst van Claudia de Breij dat ook biedt.

Buber’s hele filosofische denken is samen te vatten in het enkele zinnetje ‘ Ik ontmoet dus ik besta.’ Zoals Descartes’ filosofische denken samen te vatten is in ‘Ik denk dus ik besta’.
Buber behoort tot de stroming de dialogische filosofie. Belangrijke elementen in het denken van Martin Buber zijn: de Ich Du relatie, de betekenis van het geheel ten opzichte van het deel, tegeninnigheid, het ‘ertussen’, godsverduistering en zijn opvatting over het goddelijke.

Godsverduistering
Buber zag, net zoals andere filosofen , eind negentiende begin twintigste eeuw, het gevaar dat de mens, door de (zich snel ontwikkelende) techniek en de wetenschap, zijn unieke karakter kan gaan verliezen. En Buber zag daarmee ook het gevaar dat het ‘goddelijke’ zich in ons terugtrekt. Met het goddelijke bedoelt Buber dat ieder mens in het handelen boven zich zelf uit kan stijgen (transcendeert), kan liefhebben en in staat is om te vergeven. Op die wijze treedt, volgens Buber, god in onze wereld. Via de mens. Maar die mens moet wel instaat blijven om het ‘goddelijke’ toe te laten. Martin Buber zag met name, door onze zucht naar objectivering, dat wij op een kwaad moment het radicaal subjectieve, dat wat in mijn ogen het goddelijke is, niet meer opvangen of toelaten. (term is, evenals ‘dragend idee’, ontleend Scholing van de Geest… wat ik leerde van Socrates. J Kessels. 9789089532589 Boom)

Een andere denker, Martin Heidegger noemde dit proces van afstomping en vervreemding Seinsvergessenheit. Het in de ‘vergetelheid’ raken van het ‘wezen’ van het menselijke. Hoe houden we oog voor het unieke, voor het raadselachtige dat het leven met zich meebrengt? Nog een andere filosoof uit de twintigste eeuw, Karl Jaspers noemde het belang van Existenzerhellung. Dit is het ‘oplichten’ van het goede in een vriendschap, een goede les of gewoon op straat wanneer mensen elkaar te hulp schieten of ondersteunen. Maar ook in jouzelf. In het gesprek dat je elke dag met jezelf voert. Het ‘goede’ of het ‘goddelijke’ in jezelf (her) kennen, is zoiets als ‘in staat zijn’ ‘de mogelijkheid ofwel het kansrijke in alles, te zien’. Je die eeuwige, altijd aanwezige, mogelijkheid te kunnen verbeelden. Hannah Arendt benoemt dat als Amor Mundi. Liefde voor de wereld. (Kaïros. J Hermsen. 9789029587907 Arbeiders Pers)

Vertrouwen
Blijf je in staat om van de wereld te houden, ook in haar moeilijke dagen? Emmanuel Kant , onze grote verlichtingsfilosoof breekt een lans om te vertrouwen, juist in donkere tijden. Hij ziet vertrouwen dan als een mentaal proces. En niet als iets dat je eerst moet krijgen om het daarna terug te kunnen geven. En ook niet een gevoel. Of een emotie. Vertrouwen in een wereld die , bijvoorbeeld zoals nu, in een crisis verkeert, is volgens Kant dè opdracht aan de mens.

De gedachte over het goede zoals Kant dit plaatst in een specifiek ‘soort’ kennis (a priori kennis),  illustreert zich het mooist in een gedicht van de Poolse dichter Cseslaw Milosz. Een dichter uit een land dat veel leed en onrecht achter de rug heeft en waar hij toch juist dit gedicht schreef:

Je vraagt me hoe je kunt bidden tot iemand die niet bestaat                                                                             
Ik weet alleen dat het gebed een brug van fluweel bouwt
waarover we lopen en als van een trampoline opstijgen
boven landschappen van rijp goud
omgetoverd door de magische stilstand van de zon
die brug leidt naar de oever van de ‘ommekeer’    
waar alles andersom is en het woord ‘is’
een betekenis onthult die wij nauwelijks voorvoelen.      
Let wel, ik zeg ‘wij’. Daar voelt ieder afzonderlijk      
medelijden met anderen, verstrikt in een lichaam
en weet dat wij ook als er geen overkant zou zijn,    
evengoed die brug boven de aarde zouden opgaan.  

De Ich-Du relatie
Martin Buber schreef in 1952 een klein maar baanbrekend werk: “Ich und Du”. In drie deeltjes beschrijft hij het karakter van de relatie van ‘mens tot mens’, van ‘de mens tot de natuur’ en van de ‘mens tot het hogere’. De kern van zijn gedachte is dat wij de essentie van ons leven niet kunnen ‘denken’. De wereld en de kosmos passen nu eenmaal niet in ons hoofd. We moeten accepteren dat we met gebrekkige software opgezadeld zitten. Ook de ander ‘kunnen wij niet kennen’… Niet in de zin van ‘doorgronden of begrijpen’. Wat we wel kunnen is het ‘vermoeden’ van de grootsheid van de ander bespeuren. Een soort intuïtie dat in die ander ‘het hele raadsel’ van het leven, verborgen zit. Zoals Abel Herzberg Samuel Zeitscheck in ‘Drie rode rozen’, vlak voor zijn dood laat schrijven:

Er is in ieder woord een woord,
dat tot het onuitspreekbare behoort.
Er is in ieder deel een deel,
van het ondeelbare geheel,
gelijk in elke kus, hoe kort,
het hele leven meegegeven wordt.

Van Herzberg wordt vaak gezegd dat hij een controversiële figuur was en dat hij ‘gewandeld heeft op de bodem van de menselijke ziel’ . Hij was de zoon van Joods Russische migranten en werd tijdens de oorlog gedeporteerd naar Bergen Belsen. Zijn vrouw en hij overleefden de kampen. Judith Herzberg is één van hun kinderen.

Buber wijst in ‘Ich und Du’ erop dat we elke dag dat we leven, een keuze hebben. Òf we kijken ‘open’ naar de ander, de wereld en onszelf. Dit noemt Buber de ‘Ich-Du’ houding waaruit een ‘Ich-Du’ verhouding kan groeien.. Dit is de relatiekenmerk van de dialoog. Het relatiekenmerk van de monoloog is de ‘Ich-Es’ houding waaruit een Ich-Es verhouding kan groeien. We kunnen niet zonder de Ich Es kwaliteit. We moeten voortdurend de wereld objectiveren, maw: onderbrengen in objectieven. Dat we dit kunnen hebben we te danken aan de kracht van de Griekse aartsvaders (Plato, Socrates)  die ons leerden dat er een subject bestaat en een object. In de wereld zijn veel ‘dingen’ die zich terecht  laten objectiveren. Maar Buber waarschuwt dat we van dit objectiveren, met mate gebruik moeten maken. Hij verwijt met name de westerse mens dat we, vanuit onze verslaving aan comfort en veiligheid, veel van de levende wereld onderworpen hebben aan onze eenzijdige waarheidsopvattingen. Zo ook bijvoorbeeld de natuur die wij, volgens Buber verdingd hebben. We hebben er een gebruiksrelatie van gemaakt ipv dat we zijn in staat een oprechte dialogische wisselwerking met de natuur aan te gaan. De problemen van de ecologie zijn hier een direct gevolg van.

Het ‘Er tussen’ De tussenruimte
Martin Buber is van oorsprong een Joods filosoof (en socioloog en theoloog). Bij Joodse filosofen vindt je meer dan bij de Griekse denkers de aandacht voor het ‘inter-subjectieve’. Waar we van de Griekse antieken leerden dat de werkelijkheid veelal ‘twee’ is (dualisme), zo ziet oa Buber de kracht van een derde dimensie. Hij bedoelt hier: ‘Iets’ dat zich ontvouwt, in goed contact, tussen jou en mij. Het kan een inzicht zijn, het kan de liefde zijn, iets ongrijpbaars dat zich af en toe manifesteert, terwijl ‘het niet van jou en niet van mij is.’ (Ich und Du blz 28 regel 5). Kees Waaijman, hoogleraar aan de VU, beschrijft dit als de kwaliteit van spiritualiteit in alledaagse momenten. Er vindt iets plaats waardoor je een verschuiving ervaart in het perspectief dat je had. Dit gaat gepaard met de gemoedstoestand van verwondering. Er wordt hier iets anders in je aangesproken dan je beschikbare objectieve kennis. Bijvoorbeeld de natuurwetenschappelijke formule van de Newton’s ontdekking tav de zwaartekracht, behelst een anders soort kennis dan ‘over je schaduw heen springen’ en een ander kunnen vergeven.

Tegeninnigheid
Waar Buber een belangrijke bijdrage levert aan de visie op conflicten in relaties maar ook in het groot (macro) is de noodzaak van wrijving. Buber stelt vanuit zijn visie dat de mens voortdurend beweegt tussen afstand en nabijheid. Die beweging (oscilleren) doet altijd een zekere pijn. Het is een schuren ipv het bezitten een hamonieuze toestand. Een dynamisch proces. Filosofen noemen dit ook wel de ‘plek der moeite’. Leven en in contact staan, gesprekken voeren , is een voortdurend ‘lastig’ proces waarbij er eigenlijk helemaal geen ‘comfortzone’ bestaat. Als je die wel beleeft dan zit je eigenlijk teveel in een Ich-Es kwaliteit gevangen. Je hebt de wereld stil gezet door hem in te vriezen. Verschillende vormen van verslaving vinden hier hun begin. Een dichter noemde dit in dit verband: “een mens zou eigenlijk elke dag moeten laten roeren in zijn of haar ziel en in de ziel van een ander moeten willen roeren. “ Het klinkt plastisch maar Buber gaat uit in die zin voortdurend uit van de betrekking. De betrekking als levensader van het dagelijks bestaan. Het is de beweging tussen nabij zijn en weer afstand kunnen en moeten nemen. Buber beschrijft dit als ‘de melancholie van het lot’. Niks in deze wereld is blijvend. Het is allemaal een aanstippen. Misschien wel volgens de dichtregel van Jehoeda Amichaï: een mens moet oorlog bedrijven in de liefde en liefde in de oorlog.
Met dank aan Nanon voor het boekje ‘ Martin Buber, een sprekende herinnering’.

Tot slot het gedicht van Abel Herzberg’s  Samuel Zeitscheck uit ‘Drie rode rozen’.

Want alles is fragment
Al door het zeggen van het woord
Deelt men, scheidt men en schendt
Het alomvattende dat men niet kent,
Dat ik aanwezig weet of alleen maar vermoed,
Dat ik niet uitspreken kan en toch uitspreken moet,
Dat mij beheerst en mij te luisteren gebiedt.
Maar als ik zoek en luister, dan vind ik het niet.
Een troost blijft Er is in ieder woord een woord,
Dat tot het onuitspreekbare behoort.
Er is in ieder deel een deel
Van het ondeelbare geheel,
Gelijk in elke kus, hoe kort,
Het hele leven meegegeven wordt.

Over Pieter Jan André
Pieter Jan Andre heeft een eigen bureau, Nil Desperandum, idee en inventie, Amsterdam
Hij is verbonden aan de ISVW-opleiding Visieontwikkeling in organisaties.
Op uitnodiging van de Lerarenopleiding Hogeschool Utrecht heeft hij op 17 december deze gedachten met studenten gedeeld vanuit de vraag ‘Wie is die ‘ander’…?’.

De illustratie is uit de serie 10 Kanten, 10 woorden voor het goede leven.