Gisteren dronk ik koffie met twee medelanders. Zij een jonge vrouw en buddy van hem, een jonge Syriër. Zijn aankomst in Nederland was op een regenachtige dag. In de steek gelaten door een vriend zocht hij zijn weg. Dit is meteen een samenvatting van zijn kennismaking met de Nederlandse bureaucratie. Scherp van geest vertelt hij over het kastje-naar-de-muur mentaliteit van instanties met helpdesks, doorkiesnummers en afschuifmechanismen. Zijn doorzettingsvermogen – waar zou ík zijn als ze mij in Korea zouden droppen? – maakt zijn leven beter, maar gecombineerd met een snel ontwikkeld taalgevoel heeft hij het soms lastig. Niet iedereen houdt van assertieven die voor zichzelf opkomen, die de vinger op de zere plek leggen. Vluchtelingen moeten hun mond houden. Ze krijgen toch alles wat hun hartje begeert?
In de vakantie werd ik als vrijwilliger bij DelftseBuur, vluchtelingenbegeleiding benaderd door een politieke partij. De gemeenteraadsverkiezingen in maart volgend jaar zet mensen aan het werk. Wat is het beleid voor de komende vier jaar inzake vluchtelingenbegeleiding, was de vraag.
Bij een heerlijke cappuccino met taart legden hij en zij de vinger op de zere plek. ‘We’ zijn te lang uitgegaan van eigen kracht, zelfsturing. Als ik in Korea na een half jaar losgelaten zou worden met een lijstje met taalscholen en een map met contracten en reeds betaalde rekeningen – want na ‘Verdonk’ is alles eigen verantwoordelijkheid en langer begeleiden doen we niet – zou ik het dan alleen redden?
Wij, eigen-wijze Nederlanders, willen geen bemoeienis van bovenaf. Het Wilhelmus leren we bij wijze van spreken vanzelf en zelf wel. We doen het tegenwoordig graag op onze eigen manier. Na de invloed vroeger van meneer pastoor op het gezinsleven laten we ons niets gezeggen. Vadertje Staat bestaat ook niet meer. ‘Ikke zelf doen’ is op alle fronten doorgeslagen. Hulp aannemen, hoezo? Hulp geven raakt daardoor ook uit zicht. We gaan er vanuit dat iedereen zich prima kan redden en ‘anders moet je maar je mond open doen’. Nederland is doorgeschoten. ‘Eigen kracht’ is een prachtig streven, maar geen doel (‘wat’) op zich waarin de mens (‘wie’) ontbreekt. Kansarmen, maatschappelijk zwakken en nieuwkomers houden het hoofd amper boven water. Aristoteles zou zeggen: ga op zoek naar het juiste midden. Dat betekent behoeftigen erkennen, tijd nemen, luisteren en het verschil zien tussen wat en wie, tussen beleid en mensen.
Medelander-zijn… lukt het ons om meer een wie-samenleving te worden? Om meer te luisteren naar elkaar – vanuit gelijkwaardigheid, met verschillende mogelijkheden en behoeftes?