Al heel lang ga ik ’s woensdags naar onze ouders. Tenminste, zo zei ik dat altijd. Met het wegvallen van de ene papa kon ik het nog volhouden. Nu de andere vader ook overleden is, is dat niet meer te zeggen. ‘Ik ga naar de mama’s’ is daarvoor in de plaats gekomen. Deze maand doorbrak ik het woensdagpatroon. Ik liet andere zaken voor gaan. Gisteren, rijdend naar één van die zaken, loste ik mijn heimwee-gevoel naar de woensdagbezoekjes in door mijn moeder te bellen. Het was nog vroeg, maar hoogbejaarden leven vaak een geregeld leven en slapen amper uit.
Ons telefonisch koffiemomentje begon met een vrolijk verhaal over de ochtendwandeling met het sinds kort aanwezige hondje. Omdat het stadje mij vertrouwd is, wandelde ik in gedachten met haar mee. Ik ken de plekjes. Langs die ene gracht liep ik ooit met een rieten mandje met broodkorstjes om samen met mijn broertje de eendjes te voeren. Mijn zusje keek vanuit de kinderwagen toe. In de andere gracht verloor ik het mandje omdat het uit mijn handen schoot. Of er tranen waren kan alleen mijn moeder vertellen. Veel van mijn indrukken ben ik vergeten.
Ik vertelde mijn moeder over mijn gedachten die ochtend, toen ik mijmerend in bed me voorbereidde op mijn afspraak. Over de grote thema’s die zich in een korte tijd hebben opgestapeld en waar ik dagelijks mee om kan gaan, maar terugkijkend de heftigheid zie. Vrienden kaarten dat wel eens aan met woorden als ‘Gaat het?’. In het moment zelf leef ik en ga ik het leven aan. Ik doorleef, al heb ik soms achteraf nog wel eens wat op te ruimen. Niet alles is blijkbaar in het moment te beleven. Mijn moeder haakte in met een soortgelijk ochtendverhaal. Het tijdstip van mijmeren kwam aardig overeen.
Ik vertelde mijn moeder over de start van het nieuwe jaar van La Scuola in het weekend, met aansluitend de jaarlijkse zomerborrel voor familie en vrienden. Twee jaar geleden zaten onze ouders trots in de spiegelzaal van het Prinsenhofmuseum in Delft. Achteraf kwam mijn vader naar me en gaf mij een groot moment van erkenning: ‘Mooi om mee te maken’, om daarna de vraag te stellen: ‘waar is dit allemaal begonnen?’. Alsof onze levensvisie en werk nu pas tot hem doorgedrongen waren als een goede ervaring – om vervolgens vertrouwd analyserend op zoek te gaan naar de oorsprong. Dat mijn overleden zusje daarin haar plekje kreeg, dat zag ik aankomen. Zij leefde in zijn verhalen voort.
Voor mijn moeder was deze herinnering te teer, ze voelde zich te alleen en bleef liever thuis. Ik schroomde niet om haar te vertellen over het heerlijk samen eten en hoe goed mij dat had gedaan. Het hielp mij om door te gaan. Ook mijn moeder bleek met anderen aan tafel te hebben gezeten. Haar kerk vierde avondmaal en toen zij uit de bank stapte om naar de tafel te lopen, bood één van de kerkgangers haar zijn arm aan. Door de telefoon heen waren de tranen hoorbaar.
Met verbazing stelde ik vast dat wederom het tijdstip aardig overeen kwam. ‘Mam, we waren toch een beetje samen.’ Ook de lach klonk op de lijn. ‘Ja, en vandaag zien we elkaar niet, maar er zullen nog vele woensdagen komen.’ Alleen, en toch een beetje samen.
foto: dit beeld staat in de tuin van hotel ‘De Beukenhorst’ in Wittem.