Lefje | De logeerpartij

pantoffels

In de NRC schreef de columniste over hoe haar dochter ‘uit de kast kwam’. Na weken van buikpijn en verdriet kwam het hoge woord eruit: ik ga niet naar de universiteit. Gezien de woordkeus was het blijkbaar heel wat om te melden. Jongeren zijn veeleisend in wat moet en hoort. Ze leggen zichzelf een manier van leven op, gedreven door externe verwachtingen. Het moet goed, volmaakt, perfect zijn en anders deugt het niet. Een mens moet sterk zijn, anders is zij zwak. En dat past niet in het beeld van de jonge mens, aldus de columniste.

De afgelopen dagen logeerde mijn moeder bij ons. Voor het eerst meerdere dagen van huis na het overlijden van haar man. Een hele stap als je 60 jaar getrouwd bent, als Siamese tweeling de laatste 30 jaar hebt geleefd en in het huwelijk nog nooit alleen gelogeerd hebt. Onze gesprekken gingen over ditjes en datjes. Mijn moeder is een verteller en kan zichzelf eindeloos verhalend vermaken. Op de snelweg bijvoorbeeld bij het bordje Tiel de anekdote over opa en oma en de fietstocht vanaf de Veluwe. Of het verhaal over de laatste jaren van opa die vanwege zijn blindheid door mijn moeder ‘naar het land’ werd begeleid.

Veel verhalen gaan natuurlijk over mijn vader en het grote verdriet klopt heftig aan als ze zich plots beseft dat hij er niet meer is. Vaak komt dan ook de door rouwenden de meest gestelde vraag naar boven: ‘Waarom?’. De vraag knaagt, zit haar dwars en zet haar in tranen. Ik zwijg, kijk en luister – ik heb geen antwoord op die vraag. Ik zie haar worstelen met haar onmacht en daardoor ook met een gevoel van zwakte, van kwetsbaarheid. Ze lijkt het antwoord te willen afdwingen, maar ze beseft zich dan even daarna dat er nooit een antwoord zal komen. Op dat moment toont mijn moeder zich een ware kunstenaar. Ze droogt haar tranen, de rust keert weer. Mijn moeder leeft met de dialectiek van kracht en zwakte. Ze hoeft van zichzelf niet sterk te zijn, niet een gevoel van zwakte te overwinnen. Ze huilt bittere tranen en laat dat zien. Ze durft zich te tonen, ze stelt zich open, ook al is het uit pure noodzaak – de kracht van zwakte.
Ik pak haar hand. Er is ruimte om elkaar op te zoeken, te ontmoeten. Om te aanvaarden dat (ant)woorden ontbreken. Of dat er wel antwoorden zijn maar vanuit een totaal andere levensoriëntatie, zoals bij de dochter van de columniste. Zij conformeert zich niet langer aan wat hoort. In haar zwakheid is de jonge dochter krachtig.

Na haar weggaan kom ik in de hal. De door haar gedragen ‘pantoffels’ zijn achtergebleven. Wellicht wachtend op een volgende keer, op weer een verhaal.