Boos

boze vrouw, zwarte piet
We zaten op een verjaardag en daar was tie weer: de pietendiscussie. Nee, de stoelen vlogen niet door de kamer. We bleven beschaafd en welbespraakt. Keurige mensen zoals veel mensen zichzelf graag zien.
We zaten gezellig met een goed glas wijn en flapten er wat uit. We tiktakten heen en weer totdat iemand zei: “Het gaat ook over boosheid. Onze jeugd wordt door anderen afgekeurd.”
Met verbazing keek ik hem aan.

Naast dat het gebruik van het woordje ‘onze’ de suggestie gaf dat het ging over ons, goed-glas-wijn-drinkende-mensen, dus ook over mij – maar de gedachte van afkeuring is nog nooit in mij opgekomen – ervaar ik geen boosheid. Anderen kunnen iets vinden van mijn geschiedenis, en inderdaad afkeuren, maar stel, stel dat ik ook boos zou zijn. Dan zou boos-zijn over iets gaan wat dieper zit. Boosheid zou gaan over dát anderen mij afkeuren… en dat mag niet – zou ik dan denken.
Helaas onze wereld zit anders in elkaar. Anderen mogen van alles vinden. Dat kan ik niet aansturen, ik kan er hoogstens iets van zeggen.
Het gaat om de vraag: wat vind ik zelf?

Het beleefde heden werpt een licht op het geleefde verleden, maar ik kan mijn geschiedenis nooit herschrijven. Het verleden is onveranderbaar.

Tóen was ik me er niet van bewust dat veel mensen zich persoonlijk geraakt voelden door de stereotype zwarte man.
Dat de zwarte man ongemerkt veel mensen bevestigden in de vaak onbewust geleefde superioriteitsgedachte van ‘wit is beter, slimmer dan zwart’.
Dat o.a. door de zwarte man bij mij onbewust een gedachte is ontstaan dat zwart-zijn anders is dan wit-zijn.
“Toen was ik een kind en kon niet weten” zingt een prachtig lied over een oud dorp. Nu ik me bewust ben van wat er speelt, maak ik keuzes op basis van de informatie die ik nu heb: blijft voor mij zwarte piet een acceptabele mythisch figuur of neem ik afscheid “omdat het eens voorbij zal gaan”.

Wie met zorg leeft, staat af en toe stil en denkt na over de onderstroom in zijn leven. Over wat er speelt, thuis en op het werk. Met welke gedachten loop je rond? Met welke woorden wil je jezelf schetsen? Begrijpen? Aan anderen tonen, met anderen verbinden? Met welke woorden wil jezelf verzorgen? Gaat het goed met je? Of, verrommel je je leven, rommel je met woorden?

“Wie zijn taal niet verzorgt, verzorgt zijn gedachten niet. En wie zijn gedachten niet verzorgt, laat zijn ziel in lompen lopen.”
Alicja Gescinska, schrijfster van ‘Een soort van liefde’

We zaten gezellig met een goed glas wijn bij elkaar en flapten er wat uit. We leven nu. De vraag is: hoe?