Begripvol communiceren

Wat zeg je tegen een depressieve dierbare die zijn bed niet uit wil komen? Psycholoog Huub Buijssen (64) schreef een handleiding. Want als naaste ben je écht belangrijk voor het herstel.

In Nederland krijgt bijna 20 procent van de volwassenen ooit in zijn leven te maken met een depressie. Wat doe je als het om je beste vriend gaat? Met rust laten, omdat hij dat vraagt? Of juist niet? En wat zeg je tegen je depressieve partner die zijn bed niet uit wil komen?

Als een depressief iemand zegt: laat me met rust, moet je dat niet te letterlijk nemen

‘Toen mijn vader op zijn 60ste dementie kreeg en depressief werd, zei hij tegen mijn moeder: pak de bijl en hak mijn hoofd eraf. Als partner heb je meteen de neiging in verzet te gaan. Wat zeg je nou? Je hebt mij toch? Of: zulke dingen zeg je niet waar de kinderen bij zijn! Stuk voor stuk impliciete verwijten die hard aankomen bij iemand met een depressie. Voor je het weet, draai je samen nog dieper de put in.’

Hoe steun je iemand van wie je houdt als die in een depressie raakt? Klinisch psycholoog Huub Buijssen weet uit eigen ervaring en als behandelaar hoe moeilijk dat is. Terwijl de juiste steun van een partner, moeder of vriend meer kan betekenen voor de patiënt dan de hulp van een behandelaar, benadrukt Buijssen. In zijn boek legt hij uit hoe je begripvol communiceert met iemand met een depressie.

Wat maakt het zo lastig goed contact te houden met een depressief iemand?
Als je met een depressief iemand samenleeft, heb je twee keer zo veel kans zelf ook een depressie te krijgen

‘Het begint ermee dat je je bijna niet kunt voorstellen hoe het voelt om depressief te zijn als je het nooit hebt meegemaakt. Je vergelijkt het met hoe het is als je een sombere bui hebt. Daardoor ga je dingen zeggen als: verman je! Dat is alsof je tegen iemand met een gebroken been zegt: ren eens wat harder. Dan ga je voorbij aan wat een depressie is.’

Wat is de kern van een depressie?
‘Dat je bijna niks meer voelt, terwijl emoties – het woord zegt het al – een mens aanzetten tot beweging, actie. Als je dat tot je laat doordringen, snap je dat mensen met een depressie de wil om in beweging te komen kwijt zijn. Hun startmotor is stuk. Ze moeten aangeduwd worden, door hun omgeving.’

Mensen met een depressie slaan vaak alle hulp af

‘Ze zijn ambivalent, zoals alle zieke mensen. Er is de neiging om je te terug te trekken, je hebt alle energie voor jezelf nodig als je ziek bent. Aan de andere kant heb je de ander hard nodig. Het is fijn om een gezicht te zien dat over de rand van de put kijkt. Ook al kun je geen dankbaarheid tonen, de belangstelling doet goed. Als je erg ziek bent, word je weer een beetje kind. Dat kind wil zelfstandig zijn, maar snakt tegelijkertijd naar aanraking, troost. Daarom hoor je de naasten vaak klagen: het is nooit goed wat ik doe. Mijn hulp wordt niet op prijs gesteld, maar als ik afstand neem, is het ook niet goed. Dat klopt. Als een depressief iemand zegt: laat me met rust, moet je dat niet te letterlijk nemen. Dat is een grote valkuil.’

Ligt het niet meer op het terrein van de behandelaar de patiënt te helpen en hem in beweging te krijgen?
‘Ook. Idealiter werkt de behandelaar samen met de omgeving van een patiënt. Maar een behandelaar ziet de patiënt maar een uur per week of per twee weken. Toen mijn broer een depressie kreeg, werd hij elke dag gebeld door een vriendin van hem. Ze bleef net zo lang aan de lijn tot mijn broer uit bed was. Daarvoor heb ik enorme bewondering, want dat kost veel moeite. En ’s avonds belde ze weer. Een halfjaar lang. Als je dat doet, doe je meer dan een behandelaar kan doen. Toen ik in het psychiatrisch ziekenhuis werkte, was mijn slogan: de sleur sleurt je erdoorheen. Een gestructureerd dag- en nachtritme is essentieel. Vaste tijd opstaan. Vaste tijd naar bed. Vaste tijd eten. Dat kan een behandelaar wel zeggen, maar het is vaak de familie die de patiënt zover moet krijgen.’

Wat doe je als de zieke zegt dat hij zijn bed niet uit wil of niet naar buiten wil?
‘Dat is zó moeilijk, het goede evenwicht vinden. Vriendelijk pushen, zou ik zeggen. Niet betuttelen, niet dwingen maar ook niet opgeven. En dat zonder dat er irritatie in je stem doorklinkt. Want dat voelt iemand met een depressie haarfijn aan. Hij zal het zien als kritiek, waardoor hij verder in zijn schulp kruipt.’

Waar komt die irritatie en dat ongeduld bij de naasten vandaan?
‘Je verzet je tegen de depressie. Je wilt niet dat je naaste zo anders is dan voorheen. Je wilt terug naar hoe het was. En wel zo snel mogelijk. Dat is één. Je moet geduld hebben, maar je hebt geen idee hoelang het gaat duren. Ten slotte: depressieve gevoelens zijn besmettelijk. Je bent bang meegesleurd te worden in de negatieve stemming. Terecht. Als je met een depressief iemand samenleeft, heb je twee keer zo veel kans zelf ook een depressie te krijgen.’

Het is het depressie die je hindert: niet de persoon zelf

Depressies roepen in de omgeving vaak boze gevoelens op. Hoe komt dat?

‘Boosheid is vaak een joker waar een heel andere emotie achter schuil gaat. Denk aan angst of schaamte of verdriet. De partner die boos is omdat hij alleen de kar moet trekken, is niet boos, maar wanhopig en eenzaam. Die denkt bij zichzelf: hoelang hou ik dit vol? En helaas, wij reageren ons altijd af op degenen van wie we weten dat die ons het laatst in de steek zullen laten, mensen die ons het dierbaarst zijn. Met als gevolg dat het overgrote deel van onze boosheid terechtkomt bij iemand die deze het minste verdient.’

Het is belangrijk het gesprek gaande te houden, schrijft u. Hoe doe je dat?

‘Praat over de dingen waarover je vroeger met elkaar sprak. Over de kinderen. Hoe het op het werk gaat. Het gesprek met elkaar is één van de ankers als je leeft met een depressie, ook al verloopt het stroever dan normaal. Als je niet meer praat, sluit je de ander buiten. Dan vergroot je de depressie. Je moet mensen erbij houden. De ziekte zelf is ook een belangrijk gespreksthema, niet in de vorm van moeilijke gesprekken, dat houdt de ander niet vol. Jijzelf ook niet. Maar je kunt wel vragen: wat kan ik voor je doen? En dingen aanbieden als: zullen we samen even de hond uitlaten?’

Waarom zijn ongevraagde adviezen taboe? En waarom mag je niet vragen: hoe gaat het met je?
‘Alle adviezen – ook de goedbedoelde – zijn dodelijk. Achter elk advies zit het idee: het kan anders, als je maar doet wat ik zeg. Als het makkelijk was, was het allang gebeurd. Als adviseur plaats je jezelf automatisch boven een ander. Ook funest. De beginvraag ‘hoe gaat het met je’ is een beleefdheidsfrase en wordt in 99 procent van de gevallen beantwoord met ‘goed’. Het is een clichévraag waaruit geen oprechte belangstelling blijkt. Het klinkt al heel anders als je het gesprek opent met een persoonlijke observatie: ‘Vorige week had je het heel moeilijk, hoe is het nú met je?’

U legt nogal wat verantwoordelijkheid bij naasten. Als zij het niet goed doen, verkleint dat de kans op herstel.
‘Een van de belangrijkste voorspellers voor een heropname in een GGZ-instelling wegens depressie, is de houding van naasten. Als de meest betrokken naaste erg kritisch is, zich vijandig opstelt en overdreven emotioneel reageert, is de kans groter dat de depressieve patiënt een nieuwe opname nodig heeft. Iedereen gaat weleens de fout in, we zijn nu eenmaal Onze Lieve Heer niet. Maar als je steevast zowel kritisch als vijandig als superemotioneel bent, is dat een probleem. Wat kan helpen, is onderscheid te maken tussen de depressie en de persoon. Het is het depressie die je hindert: niet de persoon zelf. Het is de depressie die iemand ertoe brengt te zeggen: laat me met rust. Dat is niet de wens van de persoon.’

Maakt het verschil of de mantelzorger een man of een vrouw is?
‘Zeker. Mannen die voor een partner zorgen, hebben gemiddeld minder kans op een burn-out. Dat komt doordat ze meer waardering krijgen als ze hun zorgende rol serieus nemen. Verder streven ze minder naar perfectie en hebben ze minder last van schuldgevoel als ze tussendoor ook hun pleziertjes nastreven. Ze volgen als het ware de veiligheidsinstructies in het vliegtuig. Als de zuurstof wegvalt, moet je eerst je eigen zuurstofmasker opzetten en dan pas dat van je kind. Als je zelf niet overeind blijft, kun je onmogelijk voor de ander zorgen.’

Volkskrant, Margreet Vermeulen, 21 maart 2018

Als een dierbare depressief is. Uitgever Spectrum, 17,50 euro
Huub Buijssen (1953) is klinisch psycholoog, gezondheidszorgpsycholoog en psychogerontoloog. Al vroeg in zijn loopbaan besefte hij dat familie en vrienden van psychiatrische patiënten een belangrijke steun kunnen zijn. Hij schreef en redigeerde 41 boeken zoals De magische wereld van Alzheimer en De heldere eenvoud van dementie. Het zijn concrete handreikingen om de omgang met psychiatrische patiënten te verbeteren.

Wat NIET te zeggen
– Zo erg is het toch niet.
– Er is licht aan het eind van de tunnel.
– Je weet dat dit ook weer overgaat.
– Zo is het nu eenmaal.
– Dit overkomt zoveel andere mensen.

Wat WEL te zeggen
– Wat erg voor je.
– Ik ga proberen je erdoorheen te slepen.
– Reken op me. Vertel me wat ik moet doen.
– Ik hou van je.
– Dit kost tijd, veel tijd.