Zoals je tijdens het denken kunt weten
dat je aan niets denkt
en zoals je tijdens het kijken kunt zien
dat je niets ziet
zo kunnen er in zijn afbeeldingen gaten vallen
in een weiland een mens een huis
witte gaten waarin je ziet dat we van de dingen
niet weten hoe ze zijn
ziet dat de echte wereld een gat is
een wit gat
zo wil ik dat gedichten de gaten laten zien in
de taal waar voor de dingen geen plek is
Er zijn dingen die in mensen hun sporen achterlaten, een gat veroorzaken, een litteken maken, het hart doen opspringen. Ze passen niet in de mallen van de logica, maar ze vragen wel een plek in ons taalgebruik. Rutger Kopland schrijft in dit gedicht over de kracht van poëzie: het is een taal waar we woorden kunnen geven aan wat wellicht onbenoembaar is. Indrukken die een diepere laag raken dan dat van de logica.
In ons zelfverstaan en in de ontmoeting maken we niet alleen gebruik van het logisch argument maar ook van het poëtisch argument: een argument zonder logica en bewijsvoering, maar waar plaats is voor het onzichtbare en onbenoembare. Poëzie, literatuur, maar ook films, helpen ons om deze taal te ontwikkelen zodat ons spreken over liefde, schoonheid, het goede, verlies, geraaktheid, over waarden en verbinding rijker wordt. De taal van leven en samenleven.