‘Aanwijzingen voor het goede leven’


Bij bij Boom Amsterdam verscheen ‘Aanwijzingen voor het goede leven, over levenskunst en de zoektocht naar zin‘, geschreven voor Erik Pool. Daarna maakte hij samen met Gerard Oonk de podcast ‘Radiovertelling over het goede leven‘.

Een fragment:

‘De wereld om mij heen’ – Je leeft dus niet in isolement. Bij elke ademhaling is dat feitelijk vast te stellen: je haalt datgene wat om je heen is naar binnen, onttrekt daar zuurstof aan en blaast de lucht in een nieuwe samenstelling weer de wereld in. Zodra dit ophoudt, ga je dood. Ademen is leven te midden van de wereld die jou omringt.

Er zijn ook altijd andere mensen met wie je samen leeft. Of ze nu ver weg zijn en onbereikbaar of naast je staan en binnen handbereik zijn: niemand leeft alleen op deze wereld. En ook dat is als zuurstof: de mens is een sociaal wezen dat in volledige eenzaamheid niet lang leeft. Levenskunst kan dus niet voorbijgaan aan ‘de wereld om mij heen’, want zonder die wereld is er geen leven. Maar mét die wereld is het soms ook bijna onmogelijk om te leven. De mensen en de wereld om je heen kunnen een belasting zijn, een last op je schouders. Sommigen bezwijken daaronder. Juist ánderen kunnen het je moeilijk maken je leven te leiden op de manier die jou goeddunkt. Mogelijk heb je zelfs grote moeite met wat het nieuws je dagelijks voorschotelt en raak je gedeprimeerd van alle leed dat mensen overkomt of hun door anderen wordt aangedaan.

Het is onontkoombaar: je leeft met andere mensen samen op deze wereld. Dat maakt de vraag naar de kwaliteit van jouw relaties met anderen betekenisvol. Juist in die relaties – in het samen leven en delen van levenservaringen – zitten aanknopingspunten voor nieuwe levensvragen en verlangens naar verandering. Wat wil jij doen? Welke kansen zie jij? Op welke manier kan jouw levenskunst iets toevoegen aan de relaties die je onderhoudt? Hoe kun jij je inzetten om de wereld waar je deel van uitmaakt, om de gemeenschap waarin jij leeft, een stap verder te helpen? In die onontkoombaarheid van het samen leven liggen kiemen voor zingeving en betekenisgeving in de vorm van sociaal en maatschappelijk engagement, waarin je je eigen lot op een persoonlijke wijze verbindt aan het lot van anderen, familie en vrienden, of breder: van de mensheid.

Deze sociale kant van levenskunst, waar ik de definitie mee laat eindigen, is voor mij cruciaal. Levenskunst kan gemakkelijk worden geplaatst in het rijtje van plat vermaak, simpele genotzucht, ‘leven als God in Frankrijk’ en ‘ikke ikke ikke en de rest kan stikke’. Wat het woord ook mag betekenen, dit in elk geval niet. Levenskunst gaat dwars door alle aspecten van het leven heen en onttrekt zich dus niet aan de ellende of de zwarte bladzijden uit de geschiedenis van de mensheid. Levenskunst kan wat mij betreft normerend zijn en grenzen stellen aan de vrijheid-blijheid-cultuur die in onze tijd zo populair lijkt. Het ‘goede’ kan in het geding zijn en dan moeten we alert zijn – met opgeheven vinger desnoods. Dat is gevaarlijk terrein, ik weet het, want niemand laat zich nog de morele wet voorschrijven en bovendien is het precies de (morele) vrijheid van leven waaruit de persoonlijke levenskunst kan opbloeien als een vrije kunst. Ik zal er dan ook omzichtig mee omgaan, dat wel, maar levenskunst kan volgens mij niet zonder moraal en een ethiek van het goede. Het is geen vrijblijvende hobby die in de geluksindustrie een eigen winkeltje heeft.

Het is een bestaansethische manier van kijken naar leven en samenleven die al sinds de oudheid school maakt en in onze tijd is herontdekt. En dat blijkt geen toevalligheid. De herontdekking is goed te verklaren uit het ‘god noch gebod’ dat onze tijdgeest zo kenmerkt. Hoezeer de levenskunst ook een broertje dood heeft aan juist het gebod dat van goddelijke hoogte op de mensheid neerdaalt – aangezien de vrije, ongebonden, maar goed gebruikte verantwoordelijkheid zo’n belangrijke gangmaker is voor de persoonlijke levenskunst –, zij legt een zorgvuldige vinger op de zere wond van de ‘alles kan en iedereen doet maar’-cultuur. Zij stelt de vraag: wat is werkelijk van waarde om voor te leven? Wat is goed om te doen?
Die vraag kan niet vaak genoeg worden gesteld.